In romans en films komen toevallige ontmoetingen voor die weinig waarschijnlijk lijken. De realiteit van het leven kan even onwaarschijnlijker zijn.
Het is mei 1944, de tweede oorlog is in volle gang. Een Nederlandse stoomtrein rijdt bij Twello ten oosten van Apeldoorn. De machinist en de leerling-machinist Jan Hofland, die als stoker dienst doet, hebben beide hun eigen zitplaats op de ‘bok’, het gedeelte achter de stoomketel waar ze het vuur opstoken en de trein besturen. Op de ‘bok’ is ditmaal ook een opzichter aanwezig, iets dat weinig voorkomt. Jan heeft even gezeten om wat te eten en te drinken. Hij bergt zijn thermosfles op en staat op om het vuur op te stoken. De opzichter gaat op Jan zijn plaats zitten. Seconden later wordt de stoomtrein beschoten door Engelse vliegtuigen. De ketel wordt doorzeefd. De trein komt met piepende remmen tot stilstand; stoom en water lopen weg. Ook op de bok is het raak. De opzichter is ernstig gewond, de onderkant van zijn gezicht is weggeschoten. Hij probeert nog wat te zeggen maar is onverstaanbaar. Hij sterft kort daarop en wordt naast de trein op de grond gelegd. Achteraf realiseert Jan zich dat de opzichter op zijn plek zat. Zou hij enkele ogenblikken later zijn opgestaan dan had zijn lichaam naast de trein gelegen. Hoewel hem niets valt te verwijten voelt hij zich schuldig tegenover de opzichter. Dat schuldgevoel houdt hij de rest van zijn leven.
Enkele honderden meters verderop in Twello krijgt een 12-jarige jongen bijles van zijn leraar. Hij bereidt zich voor op de middelbare school. Als de beschieting van de trein begint vluchten leerling en leraar naar de kelder. Als het weer rustig is komen ze naar boven. De leraar vindt het welletjes voor die dag en stuurt de leerling naar huis. Deze komt op weg naar huis langs de beschoten trein. Er ontsnapt nog steeds stoom uit de ketel en naast de locomotief ligt een dode man. Dit beeld hecht zich op het netvlies van de 12-jarige.
Een halve eeuw later.
Het is 1994, een halve eeuw na de aanval op de locomotief. De leerling machinist Jan Hofland is getrouwd evenals de leerling die in mei 1944 bijles kreeg. Beide wonen in Amersfoort. Jan en zijn vrouw Sini wonen in de “Randenburght” een aanleunwoning van het zorgcentrum Nijenstede. In augustus belanden ze beide in het ziekenhuis waar Sini begin september overlijdt. De predikant van Nijenstede is verhinderd. In zijn plaats leidt ds. W.E. Steenbeek de dienst. Jan mag voor de rouwdienst enkele uren het ziekenhuis verlaten. Liggend op een bed woont hij de dienst bij.

Als Jan na zijn herstel terug is in zijn woning, komt ds. Steenbeek op bezoek. Het wordt een gesprek met toegevoegde waarde. Jan werkte een groot deel van zijn hele leven als machinist bij de spoorwegen. Steenbeek blijkt het spoorvak beter te kennen en te begrijpen dan men van een predikant verwacht. Niet alleen is het spoorbedrijf een hobby van hem, hij heeft ook een zoon die machinist is. In de loop van het gesprek vertelt Jan over de beschieting door de Engelsen bij Twello. Steenbeek hoort het aan. Na enige stilte neemt hij het woord. Geen pastorale wijsheden. Hij vertelt zijn versie van dezelfde gebeurtenis in Twello, als belevenis van een 12-jarige jongen die als de beschieting begint bij zijn leraar aan tafel zit en bijles krijgt. Machinist en predikant zijn beide sprakeloos en kijken elkaar stilzwijgend aan.
Als Jan Hofland in 2006 overlijdt leidt ds. W.E. Steenbeek de rouwdienst.
© 2020 Wulf Hofland
Uw reactie, vragen, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op: contact@amersfoorteneem.nl