“Omdat wij meenden dat de nabestaanden, de oud-verzetsmensen en de Amersfoortse bevolking na de bevrijding het recht hadden te weten, wat er precies was gebeurd”, een zin uitgesproken door Roel Wolthuis. Hij heeft het over de moord op Karl Furgler in 1944.
75 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn er nog zaken duister. Zo ook de moord op Ignaz Karl Furgler. Op vrijdag 11 februari 1944 mislukt de overval op het distributiekantoor in Amersfoort. Furgler ontkomt zwaargewond. De politie spoort hem op. Politieofficier Hafkamp heeft de leiding en schiet de bewusteloze verzetsstrijder dood. Dit artikel verhaalt chronologisch de overval met de kennis die nu in 2021 beschikbaar is. Het leidt tot een nieuwe visie op de dood van Furgler. Mogelijk een stap dichter bij de waarheid, maar niet alle archieven zijn toegankelijk, veel documenten niet ontsloten. Dit is niet de laatste publicatie over de moord. Na deze stap komt een volgende tot de waarheid boven water is. Wordt vervolgd !!!
conservatief versus progressief
In de 19e eeuw vinden communistische ideeën/gedachten een voedzame bodem in Europa. Er zijn grote maatschappelijke tegenstellingen. Extreme rijkdom voor een kleine groep, voor de meerderheid armoe, vaak schrijnend. De communisten stellen zich hard op tegenover de behoudende groeperingen. De jaren ’20 en ’30 zijn voor heel Europa slechte tijden. Economisch gezien is het ellende, politiek rommelt het in elk land en de kloof tussen communisten en conservatieven is groot. In Duitsland vechten links en rechts hun geschillen vaak op straat uit. Daar ontstaat een rechts machtsblok van de NSDAP onder Hitler. Als Hitler in 1933 aan de macht komt blijkt hoe de zaken werkelijk liggen. Nog dat jaar gaat het eerste concentratiekamp Dachau open. Uitsluitend bedoeld voor politieke tegenstanders: communisten en socialisten.
Nederland is geen uitzondering. De overheid ziet het communisme als een gevaar en de politie verzamelt informatie over de CPN (Communistische Partij Nederland) en infiltreert in diverse afdelingen. Als in 1940 de Duitsers Nederland bezetten weten de communisten wat ze te wachten staat. De Nazi’s nemen communisten in ‘Schutzhaft’ (bescherming) en zetten ze gevangen. Roel Wolthuis komt zo 1942 in de Weteringsschans. Geen aanklacht, geen verhoor, bescherming volgens de Nazi’s.
Hoe diep de angst voor het communisme is blijkt uit een rapportage aan de Nederlandse regering in Londen. Een Engelandvaarder meldt in 1942: ‘’de communisten zijn al lang gewend in het geheim te opereren … de enige die we serieus moeten nemen … het is mogelijk dat zij bij de bevrijding van een ogenblik van chaos gebruik maken om de macht te grijpen … na de bevrijding wordt deze bondgenoot onmiddellijk vijand. Daarbij ontstaan geruchten over communisten die wapenvoorraden aanleggen”. Dit citaat komt uit “De Velser Affaire” van Bas von Benda – Beckmann. Die tweespalt in de samenleving werkt door bij conservatieve verzetsmensen.Bij de bevrijding is er geen chaos, zijn er geen wapenvoorraden. Angst als slechte raadgever. Die angst van de conservatieven is groot, groter dan hun vertrouwen in de geallieerden en de regering in Londen. Een regering jaagt de tegenstelling aan en zet conservatieven op tegen progressieven. Die haat van de conservatieven jegens het communisme legt de grondslag voor de Velser Affaire en speelt ook bij de Affaire Amersfoort.
11-02-1944 – overval distributiekantoor
De oorlog is gaande, eten en goederen worden gedistribueerd via een bonnensysteem. Ze zijn-op-de-bon, heet het. Die bonnen krijg je alleen na legitimatie. Mensen die ondergedoken zijn leven illegaal, krijgen geen bonnen en kunnen niets aanschaffen. De Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) zorgt voor hen, gesteund door particulieren en verzetsgroepen. Soms is het nodig om bonnen te stelen bij een distributiekantoor.

Het plan om het distributiekantoor in Amersfoort te overvallen komt in 1943 op bij Jan Kanis, een PTT-ambtenaar. Hij is een onafhankelijke verzetsman die goede contacten heeft met de verschillende groepen in Amersfoort. Henk van de Hoef van de RvV (Raad van Verzet) maakt het plan voor de overval waarvoor 6 man nodig zijn. Die moeten het personeel in bedwang houden, o.a. agenten, bonkaarten verzamelen en die afvoeren. Het grootste probleem is het politiebureau dat dicht bij het distributiekantoor staat. Van de Hoef overlegt met twee ambtenaren van het kantoor, Van der Werf en Plomp. Van hen hoort hij hoe het gebouw in elkaar zit en waar de kluis met bonnen staat. Hij heeft ook hulp van binnenuit nodig. Iemand moet de borgpen uit een schuifraam halen. Buiten kan men dan het raam openen en naar binnen klimmen. Voor de afvoer van de buit heeft men de beschikking over een bakfiets van de posterijen en postzakken om de bonnen in te doen. De man op de bakfiets draagt bijbehorende kleding. Roel Wolthuis een ervaren verzetsman leidt de overval en trapt de bakfiets naar de leegstaande Montessorischool op de Utrechtseweg. Van de Hoef en zijn moeder, conciërge van de school, wonen op de bovenverdieping.
Kanis legt het plan voor aan de leider van de plaatselijke LKP (Landelijke Knokploegen) W. Lengton. Die wijst het plan af. Kanis bespreekt het plan nu met Liepke ‘Bob’ Scheepstra, LKP leider voor Oost-Nederland. Ook die wijst het af. Daarna overlegt hij met B. Veenendaal, maar volgens de LKP zijn er bonnen genoeg. Ze bieden Kanis er 5.000 aan. Die wijst dat af. De LO/LKP levert wel wachtposten. Drie namen zijn bekend: Henk Overeem, die de contactpersoon is, Jan Kanis en August Brester. Een staat er bij Hotel De Witte en Brester, directeur van het ziekenhuis De Lichtenberg, kan vanuit zijn huis aan de Utrechtseweg/ hoek Appelweg de route grotendeels overzien. Van de Hoef heeft naast Wolthuis, ook Henk Bovee en Gerrit Kersten in zijn groep. Doordat de LKP niet mee doet zoekt men mankracht van buiten. Wolthuis vraagt Karl Furgler en Gijs Hofland om het zestal voltallig te maken. Furgler is Oostenrijker en vecht in 1940 als SS’er bij de Grebbeberg. Hij trouwt een Amersfoortse en ze hebben een kind. Hij deserteert en treedt toe tot het verzet.
De plannen zijn rond en alle betrokkenen zijn op de hoogte, ook op het distributiekantoor en bij de politie. Furgler zit ondergedoken bij de familie Alblas in de Lange Beekstraat. Het echtpaar is op de hoogte en mevrouw Alblas maakt Karl’s masker voor de overval. Als een dergelijke actie bij de juiste politiemensen bekend is, houden die er rekening mee. Onder ander door werkschema’s zo in te richten, dat ‘goede’ agenten in de buurt zijn en de ‘foute’ elders dienst doen. Op het bureau is men op de hoogte. Zo weet inspecteur van politie Overbeek van de overval. Hij heeft geen dienst maar blijft thuis om zo nodig na overleg met verzetsleider C. Van Zwol, te kunnen handelen.
Woensdag 9 februari 1944 staat ieder klaar. Tegen zessen uur komen de ambtenaren onder politiebegeleiding terug uit de wijken om de resterende bonnen in de kluis op te bergen. De overval begint even na 18.00 uur, de zon is onder en mede door de verduistering is het snel donker. De verzetsgroep wil het raam openen. Maar dat lukt niet. De borgpen is niet verwijderd. Niemand heeft de overvallers gezien en ze weten ongezien weg te komen.
Vrijdag 11 februari 1944 is de tweede poging. Even na zes uur gaat het raam open. Binnen een mum van tijd zijn ze binnen. “In naam der koningin, handen omhoog !” schalt door het kantoor. Het is 18.10 uur. De aanwezige ambtenaren en politiemensen zien de pistolen en werken gewillig mee. De meeste moeite heeft men met een werkster die denkt dat het een grap is. Een aanwezige politieman moet zijn uniformjas uittrekken, Furgler trekt die aan. Dan komen er, later dan verwacht, alsnog ambtenaren en agenten binnen. In de verwarring weet de foute agent Van de Kwast te ontkomen en slaat alarm op het politiebureau.

Aftocht
Het gaat mis. De grootste risicofactor weet men is het nabij gelegen politiebureau en dat blijkt. De aanwezige agenten zijn snel ter plaatse. Er ontstaat een vuurgevecht , de overval is mislukt. Kersten raakt gewond maar weet met drie anderen weg te komen en onder te duiken. Furgler en Hofland dekken de aftocht. Hofland laadt nog de pistolen voor Furgler en verlaat het gebouw door de voordeur. Hij vlucht via de Sint Jorisstraat, loopt de smederij van Goedhals in, vindt geen doorgang, en loopt verder naar de Hellestraat. Als hij die straat uit komt en naar de Varkensmarkt wil stuit hij op een agent. Er ontstaat een vuurgevecht en Hofland raakt gewond, een schot in zijn linkerlong, net onder zijn hart. Hij verliest veel bloed en kruipt verzwakt onder een handkar in de Hellestraat. Daar vindt men hem.
Furgler verlaat het gebouw als laatste en raakt gewond. Tijdens het gevecht zijn door de politie zo’n 200 kogels afgevuurd. De goede agenten schieten bewust mis, de NSB-ers zoals Van de Kwast en Van Breughem schieten gericht. Furgler loopt drie schotwonden op, maar komt wel weg. Hij grijpt een willekeurige fiets en gaat naar zijn vluchtadres, het eethuis van Alblas, Scherbierstraat 3. Een plek waar hij ook wel eens slaapt. Hij is er rond 18.30 uur.
Het echtpaar Alblas vangt hem op. Ze brengen hem naar de vliering en verzorgen zijn wonden. Furgler zegt dat hij stervende is en deelt nog mee dat zijn zoon als Nederlander opgevoed moet worden. Omdat hij zijn behoefte moet doen vraagt hij om een emmer. Het echtpaar verlaat het eethuis en de hun dochter Elizabeth verzorgt met nicht Betsy de gewonde. Ze binden zijn been af en dekken hem toe met viltpapier. Mevrouw I.M. Alblas-Berends gaat op zoek naar een dokter en haar man C.B. Alblas gaat naar hun huis in de Lange Beekstraat om “alle compromitterende voorwerpen en schrifturen” te verwijderen. Terug in de Scherbierstaat gaat hij naar Furgler op de vliering die hem “dringend verzoekt zijn aanwezigheid bij de politie te melden”. Naar de reden is het gissen. Wil hij zo de familie Alblas uit de wind houden en laten lijken of hij toevallig in het eethuis strandt ?
Politiebureau
Direct na het alarm door Van der Kwast gaan alle beschikbare agenten naar het distributiekantoor. Wachtcommandant Keuken blijft op zijn post en belt om 18.15 uur inspecteur Overbeek en opper-luitenant Hafkamp. Hij stelt hen op de hoogte van de mislukte overval. Overbeek geeft het bericht door aan Van Zwol. Hafkamp pakt zijn fiets en gaat richting distributiekantoor. Hij komt daar om 18.30 uur aan en stelt zich in het kantoor op de hoogte.
Hofland arresteert men in de Hellestraat en brengt hem naar het politiebureau. De inmiddels gewaarschuwde GGD-arts dr. C.J. Dekker verleent eerste hulp en laat een ziekenwagen komen. Die brengt Hofland naar het Sint Elisabeth’s Gasthuis in de Sint Andriesstraat, voor een operatie.
Hafkamp gaat van het distributiekantoor naar het politiebureau. Daar vertelt Alblas de wachtcommandant dat een hem onbekende man zijn eetsalon, Scherbierstraat 3, is binnengelopen. De man is zwaargewond en draagt een politiejas. Vier politiemensen ‘’hebben zich onmiddellijk daarheen begeven en een onderzoek ingesteld”: Hafkamp, opperwachtmeester G. Lagerwij (rechercheur) en de wachtmeesters J. van Burik en H. Molenaar gaan naar het eetcafé. Ze zijn tussen 19.30 en 19.45 uur ter plaatse. Hafkamp heeft de leiding. Op het politiebureau hoort dr. Dekker over de gewonde in de Scherbierstraat. Hij gaat daar op eigen gelegenheid heen en treft daar vier politiemensen. Omdat de zaken ter plaatse zich ‘zeer langzaam’ ontwikkelen, wacht hij in de gelagkamer. De dochter en de gasten zijn daar eveneens.
Het bloedspoor gaat naar boven, de 1e verdieping. Maar verder lijkt de politie niets te weten. Op enig moment hoort men boven een wapen grendelen. Van Burik organiseert een ladder. Hafkamp gaat naar boven. Hij doet zijn pet op zijn wapenstok en houdt die voor het raam. Als er geen reactie komt kijkt hij voorzichtig naar binnen. Er lijkt niemand te zijn, bij geen van beide ramen. Van Burik brengt de ladder terug, de anderen gaan naar binnen en na verloop van tijd naar boven. Op de overloop staat een emmer met ontlasting en bloed. Het spoor loopt naar de vliering. Niemand lijkt iets te doen. Dokter Dekker trekt uit de gevonden emmer de conclusie dat de situatie ernstig is. De schietpartij is dan al twee uur achter de rug. Weer aarzelt men. Men roept naar boven, doch er komt geen reactie. Als Dekker voorstelt naar boven te gaan om de gewonde te verzorgen, neemt Hafkamp zijn verantwoording en gaat als eerste.

Het luik op de vliering staat open. Aan het eind van de ladder is een muur en daar moet men zich honderdtachtig graden omdraaien om de vliering te overzien. Hafkamp gaat met een geladen pistool naar boven, achter hem Molenaar en dan dr. Dekker. Hafkamp staat op de ladder met zijn hoofd in het vliering gat. Hij sommeert de persoon op de vliering zich over te geven. Dekker verklaart nadrukkelijk dat hij toen op de vliering niet het geluid van het laden van een revolver of het overhalen van een slede hoort en evenmin dat iemand zich beweegt. Hafkamp schiet tweemaal en gaat de vliering op gevolgd door dr. Dekker en een agent. Op de vliering ligt een man op 1 á 1½ meter van het vliering gat, het hoofd naar het gat.
Dr. Dekker kan bij de persoon op de vliering slechts de dood constateren. De politie vindt drie pistolen en een persoonsbewijs op naam van Karel Petersen, geboren op 4 oktober 1916 te Helden en schoenmaker van beroep. Dekker laat het lichaam naar het St. Elisabeth brengen. Hij telt daar vier kogelwonden. De vierde kogel is de liggende man horizontaal binnengedrongen en veroorzaakt direct de dood. Die kogel komt uit het pistool van Hafkamp. Dat stelt Dekker vast, mede door het kaliber en op grond van zijn kennis over wapens en munitie. Later hoort Dekker dat de man Furgler heet.
Het proces verbaal gedateerd op 11 februari 1944, is ondertekent door Hafkamp en de agenten Van Burik en Molenaar. In dit verbaal staat een duidelijke andere versie van het gebeuren in de Scherbierstraat. Betrokkenen hebben in latere verklaringen weer andere verhalen. Zo zegt Hafkamp dat hij op de 1e verdieping nog een teken van leven verneemt. Hij gaat naar de vliering, ziet een persoon liggen onder viltpapier. Daarom roept hij de agenten Van Burik en Molenaar naar boven. Hij sommeert de persoon de handen boven het papier uit te steken. De verbalisanten horen dat er een pistool geladen wordt. Daarop lost Hafkamp een waarschuwingsschot. De persoon beweegt zich nu hoorbaar. Hafkamp schiet daarop gericht, gevolgd door een schot van Van Burik.
Rechercheur Lagerwij staat in het proces verbaal, maar hij tekent niet en komt weinig in het verhaal voor. Ook later in 1945 en 1968 blijft zijn aanwezigheid die avond onduidelijk.
11.02.1944, 20.57 uur, diezelfde avond maakt een telexbericht van de politie te Amsterdam melding van de overval door 5 á 6 personen. Twee zijn er neergeschoten en men vraagt de diverse korpsen uit te zien naar drie of vier personen die wisten te ontkomen, naar een onbekend aantal distributiebonnen en 3 dienstpistolen.
14.02.1944, 12.50 uur, drie dagen later meldt de telex dat twee wapens zijn teruggevonden, er geen distributiebonnen zijn vermist. Verder verzoekt men opsporing van Henk Bovee. Hij is een bekende figuur en is herkend; lang, slank en golvend haar. Geen namen of signalementen van andere overvallers, noch van wachtposten.
Hofland gaat na 10 dagen vanuit het St. Elisabeth naar de Weteringschans en vandaar naar Vught. Als de geallieerden naderen ontruimt men Vught en gaat Gijs naar Duitsland en verdwijnt in ‘Nacht und Nebel’.
Kanis slaapt evenals de andere betrokkenen voor de veiligheid elders. Hij slaapt in Soest. De volgende dag pakt de SD hem daar op. Toeval en geen enkele relatie met de overval. Hij belandt in Dachau en komt na de oorlog terug.
1945 – Bevrijding – Zuivering
Na de bevrijding is er werk aan de winkel. Een herstart van de maatschappij en afrekenen met het verleden. Opsporing van mensen met bloed aan hun handen en het ambtenaren apparaat, waaronder de politie, zuiveren van foute elementen. De opsporing komt in handen van de P.O.D. (Politieke Opsporingsdienst). Gerrit Kleinveld en Roel Wolthuis, beide zaten in Kamp Amersfoort, komen bij deze dienst. De verzetsstrijders die de overval pleegden zorgen dat de moord op Furgler op de agenda komt. De eerste betrokkenen verhoort Kleinveld al in juni ’45. De Amersfoortse Commissie Zuivering Politie begint in juli, mogelijk eerder. Hafkamp staat op hun agenda voor het doodschieten van Furgler. Ook de commissie hoort de betrokkenen van de overval van 11.02.1944 en de nasleep in de Scherbierstraat.
Maar de processen verbaal die Kleinveld opstelt en de verslagen van de commissie laten geen eenduidig verhaal horen. Hierboven zijn de gebeurtenissen van die 11e februari verhaalt volgens de meest waarschijnlijke gang van zaken. Enkele voorbeelden van tegenstrijdigheden in 1945: Op 21 juni verklaart dr. Dekker dat hij op eigen gelegenheid naar de Scherbierstraat gaat, op 11 juli verklaart hij voor de commissie dat hij met Hafkamp in diens auto ging. Hafkamp komt om 19.30 uur in dienst en de andere 3 agenten gingen een uur eerder naar de Scherbierstraat. Hij vertrekt samen met Dekker. Elizabeth Alblas verklaart dat er vier agenten verschenen. Later hoort ze drie of vier schoten. Dr. Dekker hoort twee schoten en dat verklaart ook Hafkamp. In het proces verbaal, dat Hafkamp tekent, staan drie schoten. De commissie noteert “verklaringen van getuigen kloppen niet. Er schijnt onderling over gesproken te zijn”.
De conclusies van de commissie zijn duidelijk: Men is van mening dat Hafkamp bewust willens en wetens naar het perceel van Alblas gegaan is. Het aangevoerde excuus, dat hij ongerust was over rechercheur Lagerwij, is vrij zwak vindt de commissie. Men ziet het schieten op zichzelf als noodweer maar dit heeft hij aan zichzelf te danken door de fouten die hij maakte. De commissie stelt: “het is niet goed te praten. Het is gewoon het afmaken van die man geweest” en “het is een klap in het gezicht van de illegaliteit, als hij in uniform blijft rondlopen”. Advies: Ontslag.
De verhoren door Kleinveld van de P.O.D. leidden tot een aanklacht en men besluit Hafkamp te arresteren. Als men in het najaar van 1945 aan zijn deur komt blijkt Hafkamp op weg naar Borneo, Nederlands Indië. Volgens eigen zeggen “om iets van de wereld te zien”. Deze wijze van ontduiking van de rechtsgang kwam meer voor lezen wij o.a. bij Von Benda. Mogelijk mede onderdeel van de door hem gesignaleerde “geraffineerde doofpotstrategie, waarbij ‘kleine vissen’ er met lichte straffen vanaf komen om op die manier de ‘grote vissen’ te beschermen”. De verdere zuivering loopt via het Ministerie van Justitie en valt buiten het gezichtsveld van de mensen in Amersfoort.

Nog in het bevrijdingsjaar 1945 verschijnt de verzetsroman “Tyrannij” van Francois ten Have. Het verhaal speelt voor een deel in Amersfoort, dat in het boek Walvoort heet. Enkele personages zijn herkenbaar als verzetsmensen. Over de dood van Furgler staat in het boek: “ze hebben hem op zijn bed vermoord”. De schrijver weet van de hoed en de rand. Francois ten Have is een pseudoniem, maar de schrijver moet direct betrokken zijn geweest bij het verzet. Het is nog niet duidelijk wie dit pseudoniem gebruikt.
1946-1947 – Zuivering
Op 25 september 1946 deelt men Hafkamp schriftelijke mee dat zijn dossier in behandeling is. Hij krijgt de mogelijkheid om voor december een verweerschrift in te dienen. Opvallend is dat eerst die 25e september zijn adreskaart in Amersfoort gewijzigd is. Hij is al een jaar uit Amersfoort, maar de gemeente is niet op de hoogte, lijkt het.
Het verweerschrift van Hafkamp, gedateerd 14 oktober 1946, bestaat uit 11 dichtbeschreven vellen, uitgetikt 8 volle A-4tjes. Hij pleit zichzelf vrij, weerspreekt de aantijgingen (Schalkhaar, Germaansche groet), en somt al zijn goede daden op. Ten aanzien van de 11.02.1944 valt op dat hij nu om 18.30 uur in dienst komt, om 19.30 op het politiebureau is en om 19.45 met dr. Dekker in diens auto naar de Scherbierstraat gaat daar de andere agenten al een uur weg zijn. Alblas zou gemeld hebben dat het om een gewonde Duitser ging. Op zolder spoort een van de agenten hem aan met “schieten meneer, schieten”. De onbekende op zolder zo meldt Hafkamp is de leider van de overval Furgler. Bij herhaling krijgt Alblas de schuld, want als die niet naar het bureau was gekomen… Verder de mededeling dat de nabestaanden van Furgler getracht hebben hem, Hafkamp, verantwoordelijk te stellen. Uiteraard noemt hij een aantal referenties, doch daarbij valt iets aan te tekenen. Veruit de meesten zijn collega’s van de politie en verder “het gehele politiekorps”. Buiten de politie noemt hij maar drie namen. Bij elk valt een kanttekening te maken: een koerierster, die in een verhoor verklaart Hafkamp niet te vertrouwen. Verder een leider van de LO die eerst vanaf zomer 1944 in Amersfoort is, dus na de overval. Als derde noemt Hafkamp een verzetsman, maar die is juist betrokken bij de overval.
Contacten of opdrachtgevers uit het verzet noemt hij niet ! Is Hafkamp de ‘kleine vis’ die de ‘grote vis’ moet beschermen ? Wie is de ‘grote vis’ of moet dat in meervoud ?
Tot 22 augustus 1947 is onduidelijk wat er achter de schermen plaatsvindt. Op die dag ondertekent de minister van Justitie zijn besluit, twee ambtelijke standaard zinnen lang, inzake Hafkamp: “Gelet op de ingewonnen ambtsberichten, waaruit blijkt dat er geen termen aanwezig zijn” … ” te bepalen dat ten aanzien van A.J. Hafkamp” … “geen maatregelen ingevolge artikel 2 van het Zuiveringsbesluit 1945 zullen worden toegepast”. Geen uitleg, geen onderbouwing, geen verklaring.
Op 29 september 1947 stuurt de burgemeester van Amersfoort H. Molendijk het bericht door naar Hafkamp. Let wel ruim 5 weken later ! Het begeleidende briefje van de burgemeester is koel en kort (A5-formaat), één ambtelijke zin en de opmerking het “hierbij gevoegde ontvangstbewijs zie ik gaarne ingevuld en ondertekend retour “. Geen aanhef of titulatuur,
De brief is van groot belang, zeker voor Hafkamp, de nabestaanden, de oud-verzetsmensen. Waarom stuurt Molendijk de brief niet direct door, waarom eerst na 5 weken ? Als burgemeester weet hij van de 11e februari 1944. Hij kent het advies inzake Hafkamp van de plaatselijke commissie Zuivering Politie: Ontslag ! Wil Molendijk weten hoe het zit ? Meent hij, net als velen in Amersfoort, dat de zuivering onterecht is ?
In 1948 keert Hafkamp terug. Een jaar later signaleert men hem in een optocht getooid met een oranje sjerp. ”Er was toen iemand in het publiek die ‘moordenaar’ tegen hem riep. Ik heb hem toen nooit meer gezien”, aldus Kersten in de HP van 03-02-1968. In 1950 wordt Hafkamp benoemd tot commissaris van politie te Gorinchem.
Tien jaar na de overval op 10 februari 1954 herdenkt de Amersfoortse Courant de verzetsdaad met het artikel ”Zes gemaskerde Amersfoorters pleegden ‘kraak’ op Distributiekantoor”. Daarin de zin “Maar de verrader slaapt niet en zo gebeurde het, dat deze zwaar gewonde verzetsman, kort na de overval door zijn belagers is ontdekt en daar als een beest is afgemaakt”. Het laatste deel van de zin komt terug bij de herdenking in 1968.
1968 – Herdenking
Najaar ’67 is er een bijeenkomst van Expoge (Ex Politieke Gevangenen) in Kamp Amersfoort waar de oud-verzetsmensen elkaar ontmoeten. Daar oppert men een herdenking van de overval te houden op zaterdag 10 februari 1968. Opzet is om na een korte tocht een krans te hangen aan het pand Scherbierstraat 3. Dit ter nagedachtenis aan Furgler en Hofland. Men ziet het als een kleine plaatselijke bijeenkomst en alleen de plaatselijke pers informeert men. Het loopt anders, mede door Eelke de Jong die als Amersfoorter op de hoogte is, maar schrijft voor de Haagse Post (HP). Voor het artikel “De tragische dood van een verzetsman” dat op 3 februari in de HP verschijnt interviewt De Jong de verzetsmensen, maar ook Hafkamp. Die vindt het onplezierig en spreekt over ‘oude koeien uit de sloot halen’, over de ‘communist Wolthuis’ en ‘zwarthandelaren’. Door dit artikel krijgt de herdenking niet alleen plaatselijk, maar tevens landelijke aandacht.

Bij de herdenking zijn Wolthuis, Bovee, Van de Hoef en Kersten aanwezig, Kanis ligt ziek te bed. Geprikkeld door het artikel in HP, maakt Wolthuis een bordje om aan de deurpost in de Scherbierstraat te spijkeren. De andere drie deelnemers horen hiervan op het laatste moment. De tekst luidt: “op deze plaats werd op 11-2-’44 vermoord de ill. Werker Karl Fürgler als medestrijder aan de overval op het voorm. Distributiekantoor wist hij hoewel gewond hierheen te vluchten waarna de ned. pol. officier Hafkamp hem opspoorde en als een hond afmaakte”. Hafkamp springt als een bok op de haverkist en dient een aanklacht in omdat hij zich in zijn goede naam en eer ‘aangerand’ voelt. Die aanklacht rakelt alles op. Het interview in de HP en de aanklacht doen Hafkamp geen goed. Houdt hij zich rustig dan krijgt de herdenking weinig aandacht. Nu komen de oude verslagen en processen verbaal boven water en volgen nieuwe verhoren en verklaringen, meer dan in 1945. Wolthuis merkt hierover op ‘dat je met boter op je hoofd, beter uit de zon kan blijven’.
De maandag na de herdenking, 12 februari, komen de verzetsmensen bij elkaar, daarbij ook Kleinveld en Scheepstra. Vooral de houding van Scheepstra is opmerkelijk. Kleinveld die hem al jaren kent valt het op dat Scheepstra “op sterk overdreven wijze” partij kiest voor Hafkamp. Hij wil “Hafkamp van elke blaam zuiveren” . Maar waarom ? Hij beweert dat hij niet bij de overval betrokken is en geheel buiten de affaire staat. In Vrij Nederland schrijft Igor Cornelissen op 30 maart over de affaire. Een prominente rol krijgt daar Scheepstra die duidelijk aangeeft dat de LKP er niet bij betrokken is en er geen samenwerking was met de RvV. Maar als hij er niets mee te maken heeft, waarom bemoeit Scheepstra zich er dan mee ? In het artikel toont Cornelissen waardering voor Furgler “de Oostenrijker die met het nazisme brak en een strijdbaar anti-fascist werd, is gedood onder voor sommige verzetslieden onduidelijke omstandigheden … Karl Furgler brak met zijn verleden. Zijn voorbeeld werd door te weinigen gevolgd”.
De verhoren geven een vreemd beeld van het gebeurde en spreken elkaar bij herhaling tegen. Speelt hier mee dat het inmiddels 24 jaar later is ? Men kent ook meer details van de zaak. Meerdere getuigen melden in 1968 dat het om een Duits sprekende man ging. In 1945 noemt niemand dat. Bij het echtpaar Alblas is sprake van een rolwisseling. Nu gaat mevrouw Berends (ex. Alblas) naar het politiebureau en gaat hij op zoek naar een dokter. Precies omgekeerd als in 1945.

Hafkamp herhaalt zijn gedachte dat het om zwarthandelaren ging. Hij klom in de Scherbierstraat op de vliering en vroeg de agenten Van Burik en Molenaar ook op de vliering te komen. Een van de agenten riep ‘schieten meneer‘. Molenaar dekt het verhaal van Hafkamp gedeeltelijk af. Hij was op de vliering en hoorde daar de slede overhalen. Van Burik herhaalt dat hij de ladder wegbrengt en niet op de zolder geweest is.
Enkele mensen die in 1945 niet gehoord werden, doen nu wel hun verhaal, o.a. Scheepstra en Kleinveld. Deze laatste is hierboven al geciteerd t.a.v. de wijze waarop Scheepstra zich opdringt in deze affaire. Reden waarom Scheepstra is verhoord blijft onduidelijk evenals het verhoor zelf. Hij komt op de proppen met verslagen van de commissie Zuivering Politie, met verklaringen van derden. Zijn verhaal lijkt dat van een buitenstaander. In het verslag, iets meer dan 1 A4-tje, legt hij keer op keer de verantwoording bij anderen. Maar liefst 8x laat hij noteren dat ‘hij later vernam’ of ‘toen hoorde’, etc. Een niet te controleren verhaal, waarop hij niet aangesproken kan worden. En dat is waarschijnlijk zijn bedoeling.
De rechter legt de verzetsstrijders een boete van 50 gulden op. Maar wat veel harder aankomt is dat hij hen het zwijgen oplegt. Ze mogen niet meer over de zaak Hafkamp praten. De boete is geen probleem, maar dat de rechter hen de vrijheid van meningsuiting ontneemt is van een andere orde. Dat waar ze in ’40-’45 bereidt waren hun leven voor te geven ontneemt de rechter hen in het ‘vrije’ Nederland anno 1969. Er waren vraagtekens, en die blijven er. Wel zijn er meer vraagtekens dan voor 1968 en de vraagtekens zijn groter.
1973 Hafkamp zwaait af
Mei 1973 neemt Hafkamp afscheid als korpschef in Gorkum. Daar is een sterk gewijzigde versie van het gebeuren in omloop. Burgemeester A, Schreuder, later burgemeester in Amersfoort, spreekt op 27 april Hafkamp toe en verhaalt o.a. dat Hafkamp “loop in loop kwam te staan met een doodsbange gedeserteerde militair. U schoot net iets eerder”. De moord op een bewusteloze verzetsheld verhaspelt en verdraaid tot een simplistische cowboyscene. Schreuder onderstreept dat er geen enkele rancune meer is. Een uitspraak die aangeeft dat die rancune er was, ook in Gorkum. Hierna spelt hij de ’held’ Hafkamp een koninklijke onderscheiding op; ridder in de Orde van Oranje Nassau. Onpasselijk !
Daarna – tot nu
Na 1973 blijft het niet stil. Met enige regelmaat verschijnen er artikelen en boeken, informatief dan wel kritisch, over de Affaire Amersfoort of met een link daarmee.
Bert Bakkenes publiceert in De Anti Fascist (2004) een drieluik over de Velser Affaire. Hij begint met “Het Schandaal” van Connie Braam, vervolgt met een verhandeling over Hannie Schaft en afsluit met “De Amersfoortse connectie: de moord op Karl Fürgler”, waarin hij Hafkamp citeert dat de overval om “een stelletje communisten en zwarthandelaren was gegaan”. Een klein jaar later opnieuw een artikel “Terugkeer naar Amersfoort … , waarin hij duidelijk stelt dat Hafkamp niet toevallig langs komt “omdat de wachtcommandant, Keuken, in het dagrapport heeft genoteerd dat hij Hafkamp heeft gebeld om hem op de hoogte te stellen”. Omdat Scheepstra, inmiddels overleden, in dit stuk wordt genoemd doet zijn dochter mw. drs. A.F. Scheepstra onderzoek. Zij krijgt in 2007 in De Anti Fascist de ruimte met het artikel ”Feiten en ficties rond Amersfoort” met daarop en ter afsluiting een repliek van Bert Bakkenes. Wat vooral verbazing wekt is dat niet uit de archiefbron van vader ‘Bob’ Scheepstra geput is. Hij lijkt sinds zijn ongevraagde bemoeienis in 1968 de spil in de verdediging van Hafkamp. Dat moet toch in stukken, notities, brieven e.d. zijn vastgelegd. Of het archief zit nog zo stevig op slot dat zelfs de kinderen er niet bij kunnen of het is vernietigd. Wel deponeert de familie de boekenkast bij de Archiefdienst Overijssel. Wie denkt daar kennis te vinden komt bedrogen uit. Alle boeken kan men opvragen bij de plaatselijke Openbare Bibliotheek. De collectie Scheepstra bevat alleen publieksuitgaven.
Historicus Albert Oosthoek en journalist Jack Kooistra publiceren in 2009 “Recht op wraak, liquidaties in Nederland 1940-1945”. Het boek rekent af met de gedachte dat verzetsmensen uitsluitend goed doen. Een derde van de liquidaties van het verzet zijn onverantwoord, soms voor eigen rekening. In het boek het verhaal over de doofpot van het verzet. Wanneer Oosthoek in 1989 aan zijn doctoraal scriptie “De Knokploeg Rotterdam” werkt krijgt hij van oud-verzetsmensen in Rotterdam te horen dat hij grote terughoudendheid moet betrachten. Hij gaat door en krijgt een uitnodiging voor een gesprek met Liepke Scheepstra in Amersfoort die de druk opvoert en dwingend aanraadt niet over de liquidaties te schrijven. Oosthoek laat zich niet intimideren en voltooit zijn scriptie.

Het boek van Connie Braam “Het Schandaal” rakelt in de IJmond de zaken op over samenwerking tussen het conservatieve verzet, NSB-ers en Duitsers. Het gevolg is een wetenschappelijke onderzoek van Bas von Banda-Beckman met de titel “De Velser Affaire, een omstreden oorlogsgeschiedenis”. Het boek dat in 2013 uit komt moet de waarheid aan het licht brengen. Het onderzoek laat veel liggen met ontwijkende frasen als ‘er zijn geen schriftelijke bewijzen gevonden’ … ‘geen concrete aanwijzingen’ … ‘bleek op weinig feitelijks te berusten’ … etc. Zelf concludeert Von Benda: ‘Deze studie levert geen bewijs … maar werpt wel een verhelderend licht op de complexe verhoudingen in het verzet’. De Velser Affaire is niet afgerond, de zaak niet opgelost. Wordt vervolgd !!!
Von Benda voert Scheepstra viermaal ten tonele als het gaat over de angsten van politiek conservatieven en gelovigen voor het communisme. Uit een zo’n verklaringen blijkt dat alarmerende berichten hebben bijgedragen aan de landelijke paniekstemming over de bewapening van de communisten en de gedachte voorbereidingen van een revolutie.
Samenvatting – een nieuwe optie
Nu alles opnieuw is beschreven lijkt het mogelijk nieuwe hypothese te formuleren. Duidelijk is dat het stinkt. De vreemde verklaringen in de processen verbaal vallen al direct in 1945 op bij de Amersfoortse commissie Zuivering Politie, die stelt “dat verklaringen van getuigen kloppen niet. Er schijnt onderling over gesproken te zijn”. En de verklaringen in 1968/1969 verergeren de zaken. Zowel de commissie in Amersfoort, als het ministerie in Den Haag vinden dat het schieten op zich als noodweer kan worden gezien, maar dat Hafkamp zichzelf onnodig in die situatie begeven heeft. Vanuit zijn functie had Hafkamp geen enkele reden om zich naar de Scherbierstraat te begeven. Waarom gaat hij ? Waarom schiet hij ?
Hafkamp laat zelfs in 1968 blijken dat hij de communist Wolthuis niet mag en koppelt communisten gemakshalve aan zwarthandelaren. Let wel ruim 23 jaar na de bevrijding zou hij het benul moeten hebben dit niet te zeggen. In de hele oorlog is er geen overval geweest door zwarthandelaren ! Wat moeten die met tienduizenden bonnen die slechts op vertoon van een persoonlijke stamkaart, stuk voor stuk te verzilveren zijn ? Zelfs brigadier Goorhuis, zonder twijfel ‘goed’, spreekt minachtend over Wolthuis als een vriend van ‘De Waarheid’ (partijblad CPN – wh). Scheepstra een hele grote in het verzet, blijkt al in de oorlog een anti -communist (zie Von Benda) te zijn die geen vertrouwen heeft in de geallieerden. Hij beweert bij hoog en laag niet betrokken te zijn bij de overval in 1944, maar was toen wel in Amersfoort. En hij bemoeit zich in 1968 plots en agressief met het vervolg. Is hij dan al in zijn nieuwe functie van hoofd doofpot. Niet langer geleidt door ‘Het Grote Gebod’ maar ten koste van alles bezig de fouten af te schermen van zijn verzetsvrienden ? Of is er sprake van eigen belang ?
Met wie uit het verzet heeft Hafkamp contact, wie stuurt hem aan ? Wat zijn de afspraken met de LO/LKP inzake de overval ? Hafkamp krijgt een belletje van wachtcommandant Keuken en komt naar het distributiekantoor. Het distributiekantoor en het politiebureau hebben telefoon, de eetsalon waarschijnlijk ook. Op alle drie de locaties is er ruim voldoende tijd ruggenspraak te houden met de LKP leiding. Wie weet wat en welk belang speelt een rol ?
Initiatiefnemer Kanis bespreekt de overval met de LKP-leiders Lengton, Scheepstra en Veenendaal. Die zijn op de hoogte, niet alleen van de hoofdlijnen, maar ook van details. De LKP weet dat Wolthuis de leiding heeft en zich voordoet als PTT ambtenaar, gekleed in een zwarte jas. In die tijd zijn er uitsluitend zwarte uniformen. Politie, brandweer, spoorwegen en post, ieder draagt zwart. De LKP leiding kent niet ieder die bij de overval betrokken is, maar Wolthuis heeft naam in Amersfoort en dat hij communist is steekt hij niet onder stoelen of banken. Zijn communisme brengt hem in Kamp Amersfoort. Als Hafkamp in de Scherbierstraat is weet hij dat de gewonde een politiejas draagt, een zwarte jas gelijk in het plan Wolthuis zou dragen. Hij kan weten dat de jas komt van de politieman in het distributiekantoor. Een niet onbelangrijke punt is dat Wolthuis en Furgler hetzelfde postuur hebben, het zijn grote sterke kerels. Net als de politieman waarvan de jas Furgler past.
Komen hier de kennis van de LKP-leiding en de realiteit van de Scherbierstraat samen ? De LKP weet dat Roel Wolthuis alias Piet Amersfoort de leiding heeft en een zwarte jas draagt. In de Scherbierstraat vindt Hafkamp iemand die aan de omschrijving voldoet en een zwarte jas draagt. Leidt dit tot de aanname dat het de leider van de overval betreft; Wolthuis ! Er lijkt sprake van persoonsverwisseling. Krijgt Hafkamp opdracht de communist Wolthuis te arresteren en uit te leveren aan de Duitsers ? Verlaagt het communisme van Wolthuis de drempel om gericht te schieten ? Krijgt hij daartoe opdracht ? Denkt men dat het Wolthuis is, maar is het Furgler ? Dan is de moord op Furgler een vergismoord !
Nadat de dode is geïdentificeerd koppelt men de zwarte jas van de leider aan de naam Furgler en komt in verklaringen terecht: Furgler de leider van de overval.
De doofpot dekt de vergissing af en voorkomt dat bekend wordt wie Hafkamp op 11 februari 1944 aanstuurt. Hafkamp is een ‘kleine vis’ die men opoffert om een ‘grote vis’ te beschermen. Hij krijgt al in 1945 hulp om te vluchten naar Borneo. Het zuiveringsbesluit neemt men achter gesloten deuren en blijft ongemotiveerd, niet onderbouwd, niet openbaar. Binnen het verhaal van de overval zijn er slechts twee KP’ers die als ‘grote vis’ bestempeld kunnen worden: Lengton en Scheepstra. Een derde is vooralsnog niet uit te sluiten.
Is deze vergismoord een plaatselijk incident ? Of past het in de rode draad die door het conservatieve verzet loopt , die van de angst voor het communisme ? Een rode draad die loopt via Velsen, Amersfoort en verder. In dit artikel staan nog te veel vraagtekens. We moeten de zaken keer op keer tegen het licht te houden tot we de waarheid weten.
Wordt vervolgd !
© 2021, Wulfred Hofland
Uw reactie, vragen, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op: contact@amersfoorteneem.nl