Water is vaak bepalend bij de vestiging van een nederzetting. De zee of de rivier is dan de vervoersader voor goederen en reizigers. De Eem tussen Amersfoort en Zuiderzee is daarvan een voorbeeld. Via die rivier bereikt men niet alleen de aanliggende plaatsen, het is tevens de waterweg naar de rest van de wereld. In de middeleeuwen loopt die route via Kampen, de grootste zeehaven. In later eeuwen vaart men naar Amsterdam en vandaar de aarde over.
Een afwijkend en bijzonder vreemd verhaal komt van mw. M. Mijnssen-Dutilh die de Eem ziet als een onbeduidende stroompje. In 2007 verschijnt haar boek “Amersfoort lag aan zee” (sic !), nota bene een uitgave van het Waterschap Vallei en Eem. Ze mag als archivaris van het waterschap de archieven uitwerken. Het overschrijven uit de archieven, vanaf hoofdstuk 4, is geen probleem lijkt het, mogelijk is haar interpretatie van waterzaken onjuist. Van de niet gearchiveerde eeuwen schets ze echter een volstrekt onjuist beeld. Zij brengt de Eem terug tot een onbenullig veenstroompje in een oneindig moeras. Verder stelt ze dat de Eem eerst de laatste eeuwen, vanaf 17e eeuw, bevaarbaar is. Maar de Eem was en is voor Amersfoort en Vallei van levensbelang met name als afvoer van water. En mensen hebben voor het vervoer over water genoeg aan een waterdiepte van enkele decimeters.

Uit Zeven eeuwen Amersfoort van H.Halbertsma
Al direct in het eerste hoofdstuk van het boek gaat het mis. Twee citaten legt ze eenzijdig uit en maakt ze tot de rode draden in het boek. In de befaamde acte van 777 staat dat de Eem een ‘alveus’ is. Als vertaling van dit Latijnse woord kiest ze voor de betekenis van moerasbekken. Andere verklaringen van het Latijnse woord, zoals rivierbedding of kanaal, blijven buiten beeld. Ze laat dit aansluiten bij de notities van Alpertus van Metz. Die schrijft in het begin van de 11e eeuw over zijn bezoek aan de Heiligenberg onder Leusden dat er een ‘modderige stroom’ loopt. En de berg is omgeven door een ‘ononderbroken en zeer breed moeras’.
Amersfoort aan zee ?
Mogelijk is Alpertus éénmalig ter plaatse en is er sprake van een momentopname. Het boek van het Waterschap omschrijft de situatie rond de Heiligenberg als permanent en kijkt niet op een kilometer. Modderrivier en moeras lopen van het Almere, de latere Zuiderzee, door tot de huidige A12 (Utrecht-Ede) ! Het bewijs moet komen van een kaart die lijkt op die van het AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland). Op de kaart in het boek is het landschap echter gecomprimeerd. De hoogte van de Amersfoortse Berg, normaal 45 meter, is teruggebracht tot 4 meter. De hoogte bij de Eemmonding is wel juist. Er ontstaat, althans op deze kaart, een afgevlakt landschap waar het water verder landinwaarts lijkt door te lopen dan in werkelijkheid. Gelukkig is de legenda met kaarthoogten mede aangepast, zodat het de attente lezer direct opvalt. Let wel ! Het is een uitgave van het Waterschap waar voldoende deskundigen werken om dit te weerleggen, doch die lijken niet betrokken bij de realisatie van dit boek.

Volgens het boek is de rivier de Eem in de 12e en 13e eeuw een stroompje door een onbegaanbaar moeras. Vreemd, want in de Eem komen 6 beken samen. Als de rivier wordt afgeschilderd als “niet meer dan een stroompje”, dan stellen de beken nog minder voor, hooguit slootjes. En waar blijft het water uit de Vallei ? De beken en de rivier vormen het hoofdstelsel om het regen- en grondwater uit de Vallei af te voeren. Het betreft minimaal het hele gebied ten noorden van Veenendaal. Daarnaast stroomt er regenwater van de Heuvelrug en de Veluwe de Vallei in, zowel bovengronds als ondergronds.
Artesische bronnen
De ondergrondse stroom wordt afgedekt door een kleilaag. Daar waar een gat in de klei zit komt het water, volgens de wet van de communicerende vaten, naar boven. Mogelijk zijn enkele bronnen natuurlijk en vormen de oorsprong van de beken. Andere bronnen zijn door de mens gemaakt. Boeren maken deze artesische bronnen al eeuwen. Ze slaan een pijp door de kleilaag en hebben helder water in overvloed. Het goede water uit de Vallei ligt tevens aan de basis van Amersfoorts geroemde bierproductie. Al dat water stroomt dag en nacht door, komt via de beken in de Eem terecht en gaat via Almere / Zuiderzee naar de Noordzee. De Eem is geen veenstroompje, maar een volwaardige rivier die al het water uit de Vallei en van de flanken van Heuvelrug en Veluwe aan kan.

De modderrivieren van Mijnssen, rivieren die continu modder bevatten, bestaan niet. De “Dikke van Dalen” kent zelfs het woord niet. Onder normale omstandigheden stroomt er in elke rivier helder water. Dat geldt voor een onstuimige bergbeek en zeker voor de gestaag stromende Eem. Na regenval, stijgt de waterstand en neemt de stroomsnelheid toe. Van bodem en walkanten woelt materiaal los; modder. Als de stroming normaliseert, zakken de zware delen naar de bodem en krijgt het water zijn helderheid terug.
In het boek eveneens de opmerking dat er vrijwel nergens bewoning mogelijk is. De hoge gronden van Hoogland verklaart men tot eilanden in een moeras. De enige eilanden tussen Wijk bij Duurstede en de Noordzee ?!? Rond de bisschopshof Amersfoort is het in de 12e eeuw te nat voor agrarisch gebruik stelt het Waterschap. Maar anderhalve eeuw eerder (1028) heft men er al tienden (belasting) op de landbouw productie.
Eem altijd bevaarbaar.
De onbevaarbaarheid van de Eem probeert Mijnssen “te bewijzen” door positieve feiten negatief voor te stellen. Zo vermeldt ze dat in de 14e eeuw de Oude Eem “nauwelijks 12 meter breed en 2 meter diep” is. Voldoende voor een zeewaardige schip, zoals de Kamper Kogge ! Binnenschepen hebben minder diepgang, 50 tot 90 cm. De opmerking dat paard en wagen er doorheen rijden moet eveneens aantonen dat de Eem eind 15e eeuw te ondiep is. Maar koe en paard kunnen met gemak door een diepte van een meter. Genoeg voor alle binnenschepen in die eeuw ! Een eenvoudige praam met een diepgang van enkele decimeters kan 3 of 4 ton vervoeren. En een Spakenburgse botter (20 ton), steekt niet dieper dan 70 tot 90 cm.
Het Waterschap laat Mijnssen vermelden dat de Eem eerst in de 17e eeuw bevaarbaar is, nadat tussen 1613 en 1616 grote waterwerken zijn uitgevoerd. Maar een beetje ingelezen amateur kan dat weerleggen. Al in de eerste ommuring (≤ 1300) zit bij de Bloemendaalsepoort / Weverssingel een doorgang naar het Havik, waar schepen kunnen aanleggen. En als men eind 14e eeuw begint met de bouw van de Koppelpoort, is die duidelijk ontworpen voor vervoer over water. De waterpoort laat schuiten door die zorgen voor het transport tussen de kaden aan de Koppel en het achterland v.v. Eeuwenlang blijkt vervoer over water de beste weg. Als men in 1825 de dorpskerk bouwt in Leusden-Zuid, toen Leusbroek, voert men de stenen aan over water. Vanaf de Koppel via grachten en Heiligenbergerbeek tot vlak bij de bouwplaats.
Al in het begin van de 15e eeuw zijn de Amersfoortse schippers een grote krachtige beroepsgroep. Zij stichten in 1436 een fonds (vicarie) om missen te laten lezen in de St. Joriskerk. Voor een dergelijke vicarie is een behoorlijk kapitaal nodig. De vicarie “Broeders van de Bolijn” bestaat nog steeds (zie elders op deze site). Het schippersgilde is in de middeleeuwen de enige beroepsgroep in Amersfoort die zich een eigen altaar kan veroorloven.

Kortom er is niets mis met de Eem. De enige rivier die ontstaat en eindigt in Nederland. Vallei en stad kunnen er trots op zijn.
© 2021 Wulf Hofland
Uw reactie, vragen, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op: contact@amersfoorteneem.nl