Voordat Amersfoort in 1259 stadsrechten krijgt is daar al een vesting van de bisschop van Utrecht. Die staat op en rond het terrein van de huidige Sint Joriskerk. Het stuk grond ligt op een eilandje in de Eemvallei. De reden om daar een versterking te bouwen lijkt niet duidelijk. Meestal ziet men het als het centrum van een agrarisch ontginningsproject. Woeste gronden ontgint men en gebruikt ze om granen te verbouwen en vee te houden. Men verwijst daarbij naar een document uit 1132 over de ontginning van het Grauwe veen bij Hoevelaken. Maar op een korte afstand heeft de bisschop al zo’n centrum. Op nog geen 2½ km. ligt een klooster op de Hohorst, later de Heiligenberg. Rond het jaar 1000 is men daar al bezig met ontginning van de streek. Boeren rond Amersfoort, zoals in Eemnes, Hoogland, Soest en Zeist, betalen tienden aan het klooster.
Amersfoort begint dus niet als agrarisch centrum, getuige ook de leiding die niet berust bij een abt van een klooster, maar bij een ridder: de Heer van Amersfoort. Een militair op een strategische plaats.

Uit de ‘Geschiedkundige Atlas van Nederland”. Uitgever Martinus Nijhoff.
In het begin van de 10e eeuw heeft de bisschop van Utrecht de kerkelijke zorg over het gebied ten noorden van de grote rivieren. Hij is ook wereldlijk heerser, te vergelijken met een graaf of hertog. Het wereldlijke Sticht bestaat grofweg uit de huidige provincies Utrecht en Gelderland. In de loop van de 10e eeuw schenkt de Duitse koning aan de bisschop rechten in Drenthe en Salland. In de 11e eeuw volgen Twente en delen van Friesland en Groningen. Maar de situatie van dit grote Sticht duurt niet lang. Waar de bisschop zijn gebied op vredige wijze verkrijgt, voert de graaf van Gelre een bewuste machtspolitiek. Vanuit Geldern, nu net over de grens bij Venlo, breidt hij zijn gebied uit. Die uitbreiding gaat ten koste van het Sticht. In 1074 heeft de graaf van Gelre het graafschap Zutphen in handen en in 1076 de Veluwe. Hierdoor valt het gebied van de bisschop in twee stukken uiteen. In het westen het Sticht, de huidige provincie Utrecht. En ten oosten van de IJssel een gebied dat de naam Oversticht krijgt; het ligt immers ‘over-de-IJssel’. Vandaar de latere naam Overijssel. Voor het onderscheid noemt men Utrecht ook wel Nedersticht. Nu de graaf van Geldern de Veluwe bezit, kan de bisschop niet over eigen grondgebied tussen beide delen reizen. Ook de vaarroute via Rijn en IJssel loopt door of langs het gebied van de graaf. Een alternatieve route is er wel. Hij kan per schip vanaf de Vecht of de Eem via het Almere, de latere Zuiderzee, naar Kampen varen. Regelmatig vechten de bisschop en de graaf om de Veluwe. Door de eerste kruistocht (1096-1099) schort het conflict op, maar in 1100 grijpt men weer de wapens.

Uit ”Nering en vermaak’ door Monique Krauwer en Francien Snieder.
De oostkant van het Nedersticht grenst aan de Veluwe. Bescherming aan die zijde tegen de graaf van Gelre is meer dan wenselijk. De Eemvallei kent vele beken en veenplassen. Een vesting in het oosten van de Eemvallei kan niet. In het natte jaargetijde zou het water de vesting isoleren. De meest voor de hand liggende optie is die op de grens van de droge Utrechtse Heuvelrug en de natte Vallei. Op meerdere plaatsen in de Vallei bouwt de bisschop versterkingen, in het zuiden bij Rhenen / Achterberg en in het noorden bij de Eemmonding. Op beide locaties kan het wegvervoer het water kruizen. Maar tussen de hoofdsteden van Nedersticht en Oversticht, Utrecht en Deventer, is de kortste weg die via de Amervoorde. Vanuit de Heuvelrug loopt de route over zandkopjes, o.a. de Hof naar het Hoge Land van Wede en Emiclaer. Vandaar via Hoevelaken en Nijkerk naar het oosten. De keuze valt op een plek waar de beken bij elkaar komen en het water een eiland omsluit. Via die hoogte loopt de weg en daar bouwt de bisschop zijn Hof. Tevens kunnen schepen vanaf het Almere via de Eem de Hof bereiken.
Een uitstekende strategische keuze. Voor een ontginningsproject zijn er gunstiger locaties. De route van west naar oost is al oud en het traject waar weg en water elkaar kruizen staat al in 1028 te boek als ‘Amersfoirde’. De bisschop heeft hier een stevige controlepost langs de belangrijkste west-oost route. De ridder op de Hof noemt zich naar het gebied dat hij beheert; Heer van Amersfoort.
De monniken van de Hohorst hebben al veel grond in bezit en leiden de ontginningen. Als men vanuit de vesting een ontginningen opstart doet men dat om strategische redenen en op een strategische plek. De bekendste is het Grauwe Veen in Hoevelaken in 1132. Gelegen aan de route naar het oosten en een voorpost van de bisschop tegen de graaf van Gelre.
© 2020, Wulfred Hofland
Uw reactie, vragen, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op: contact@amersfoorteneem.nl