Ergens in de 11e of 12e eeuw geeft de bisschop van Utrecht opdracht aan één van zijn ridders om zich te vestigen aan de Eem, daar waar die de landroute kruist. De doorwaadbare plaats heeft dan al zijn naam Amerfoorde; de voorde van de Amorem (Chamaven). Deze ridder en zijn nageslacht noemen zich naar het gebied; Heren van Amersfoort. Als Amersfoort in 1259 stadsrechten krijgt vertrekken ze naar hun nieuwe onderkomen in Stoutenburg. Ze laten weinig na. Van de bisschoppelijke hof lijkt niets bewaard te zijn, behalve de kasteeltoren, het oudste bouwwerk van Amersfoort. Die verdedigingstoren, de donjon van de Heren van Amersfoort, doet nu dienst als toren van de St. Joriskerk !
Er zijn weinig schriftelijke bronnen van voor 1259 bekend. Daardoor lijkt het verlenen van de rechten een donderslag bij heldere hemel. Maar ver voor 1259 moet de zelfstandigheid van de stad en het vertrek van de Heren van Amersfoort naar kasteel Stoutenburg besproken zijn en in besluiten vastgelegd. Met de (ver)bouw van dit kasteel begint men al in 1252. In 1248, mogelijk later, wijdt men in Amersfoort de parochiekerk. Waarschijnlijk was de kapel op de hof van de Heren vernoemt naar St. Joris en neemt de parochiekerk die naam over. In het midden van de 13e eeuw is het een kleine kerk vergeleken met drie hallen van vandaag.
Al voor 1200 begint de bouw. De basis is van tufsteen uit de Eifel. Maar de rest is baksteen en daarmee markeert de toren ook de omslag in de bouw. Tot ongeveer 1200 bouwt men met natuursteen en daarna gaat men over op bakstenen. De vroege bouw van de toren in vergelijking met het jaar van inwijding roept vragen op. Velen zien hem als kerktoren die destijds een eenheid vormt met de kapel. Het aantal bewoners van de bisschoppelijke hof is echter beperkt. Zelfs als de bisschop met zijn gevolg in Amersfoort is kan een kleine kapel volstaan. In een kapel van 5 x 8 meter is plaats voor zo’n 40 personen. Vanwaar dan die extreem grote toren ? Deze heeft een onregelmatig grondvlak met zijden van 7,5 tot 8 meter en een hoogte van 20 meter. In die tijd is een kapel met toren nog zeldzaam.
Een toren is het sluitstuk bij kerkbouw. Als het altaar onderdak is kunnen er diensten gehouden worden. Verdere uitbouw en verfraaiing komen daarna. Hier bouwt men in omgekeerde volgorde, lijkt het. En wat te denken van de muurdikten van 1,9 tot 2,5 meter !!! Soms ziet men dit als een nevenfunctie, die van een schuil- of weertoren. Een toren waarin men zich terug trekt als er gevaar dreigt. Primair blijft ieder hem zien als kerktoren. Daarbij past een groot vraagteken.
De functie van kapeltoren baseert men op het feit dat hij vanaf de wijding tot parochiekerk tot de St. Joriskerk behoort. De gedachte “nu een kerkfunctie, altijd een kerkfunctie” gaat hier echter niet op. Als de toren van de kapel al zo imposant is, hoe is het dan met huisvesting van de Heer van Amersfoort, die ook onderdak moet bieden aan de bisschop en zijn gevolg. Eerder dacht men dit huis van de Heren aan de noordelijke kant van de Hof, waar in later eeuwen het raadhuis staat. Maar deze gedachte is door archeologische onderzoek achterhaald. En als kapel en toren al van de destijds kostbare baksteen zijn, mag men dat zeker verwachten van het hoofdgebouw. Maar daar bleef niets van bewaard. Trouwens ook van de kapel is niets over; geen aansluiting op de toren, geen fundering en zelfs geen funderingssleuven.

Misschien ligt het anders. Veel ridders wonen in die tijd in een donjon, een kasteeltoren. Weer anderen trekken zich daarin terug bij gevaar, maar wonen in een huis dat los staat van de donjon of dat er tegenaan gebouwd is. Wie de inventarisatie “De donjon in Vlaanderen” (Frans Doperé, 1991) er op na slaat, ziet gelijk de grote overeenkomsten met de toren van de Joris. De meeste zijn vierhoekige torens met een onregelmatig grondvlak met zijden tussen de 5,5 en 10 meter. De muurdikten variëren van 1 tot 2 meter. Drie van de vier zijden staan haaks op elkaar, de vier ietwat schuin, net als de donjon van Amersfoort. Deze valt in de zwaarste categorie. De versterking van de Heer van Amersfoort staat op het terrein van de kerk en de hof. Of de donjon tot woonhuis of uitsluitend als weertoren dient weten we niet, evenmin of en hoeveel bijgebouwen, van hout of steen, er zijn. De kapel staat in de nabijheid van de donjon of is er in ondergebracht.

Als men besluit om van Amersfoort een stad te maken, heeft dat grote gevolgen. Er dient onder andere een parochiekerk te komen. En de stadsmuur maakt de donjon overbodig. Deze gaat dan dienst doen als kerktoren. Vergroot men de kapel en bouwt men die naar de donjon toe ? Is dat de reden waarom de eerste kerkhal met de langszijde tegen de toren staat en niet met de korte kant zoals meer gebruikelijk ? Dit naar elkaar toe bouwen van de donjon en de kapel, noemt men als reden waardoor de toren scheef in de kerk lijkt te staan. De werkelijke reden is de scheve zijde in het grondvlak van de toren. Dit werkt door in de hogere lagen van de toren tot en met de trans, de omgang bij het torendak. Vanuit de ruimte gezien (o.a. via Google) heeft de trans van de toren dezelfde onregelmatige vorm als het grondvlak. De scheve aansluiting van de torengevel op het kerkdak is nog steeds zichtbaar vanaf de Hof.
© 2020 Wulf Hofland
Uw reactie, vragen, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op: contact@amersfoorteneem.nl