Voor wie met geschiedenis of archeologie bezig is zijn kaarten een rijke bron van informatie. Hoe ouder de kaart hoe oorspronkelijker de gegevens, maar vaak ook hoe ouder hoe onbetrouwbaarder. Dat laatste is begrijpelijk. In de vorige eeuwen moet men het gebied persoonlijk en met eenvoudige middelen verkennen. Vooral bij slecht weer een moeizame bezigheid.
Verhaalt wordt dat kaartmakers soms kiezen voor de weg van de minste weerstand. Bij slecht weer gaat men niet het veld in, maar laat zich in de kroeg bijpraten over de omgeving. Aan de hand van die gesprekken tekent men het gebied. Later blijkt dan het verhaal van de bewoner niet juist door de tekenaar is begrepen en uitgewerkt. Een kaartenmaker die daarop niet betrapt kan worden, is Jacob van Deventer. Hij maakt rond 1560 de eerste kaarten van Nederlandse steden met een precisie die men eerst eeuwen later evenaart.
Jacob Roelofszoon
Over de jeugd van Jacob is weinig bekend. Aan het begin van de 16e eeuw ziet hij in Kampen het levenslicht. Zijn ongehuwde moeder woont bij een oom die bierbrouwer is. Rond 1510 trouwt ze met Roelof een brouwer in Deventer, die Jacob als zoon aanneemt. Als Jacob Roelofszoon in 1520 in Leuven gaat studeren laat hij zich inschrijven als Jacobus de Daventria; Jacob van Deventer. Eerst studeert hij geneeskunde, maar later gaat zijn belangstelling uit naar wiskunde. Mogelijk leert hij bij deze studie de beginselen van de driehoeksmeting. Deze meetmethode, gebruikt in de landmeetkunde en cartografie, staat dan nog in de kinderschoenen.

De carrière van Van Deventer ontwikkeld zich voorspoedig. In 1540 is hij keizerlijk geograaf. Rond 1558 krijgt hij van Philips II een opdracht die hem eeuwen later wereldberoemd maakt. Hij moet alle steden in de Nederlanden in kaart brengen. Dat zijn er zo’n 260. De toepassing van de kaarten is zuiver militair. Men vervaardigt met de hand maar enkele exemplaren. Ze worden niet gedrukt en komen niet in de handel. Daardoor blijven ze lang onbekend. Aan het eind van de 19e eeuw ontdekt men ze weer. De kaarten van Van Deventer zijn uniek, vooral door hun uniformiteit en precisie. Alle kaarten hebben bijna dezelfde verhouding, rond de 1:8000, en zijn daarom goed met elkaar te vergelijken. Ze zijn tevens op dezelfde wijze georiënteerd, met het noorden aan de bovenzijde. De uniformiteit van zijn kaarten maakt Van Deventer compleet door de kleuren op alle kaarten dezelfde betekenis te geven. Zandgronden zijn geel, bos is donkergroen en weilanden lichtgroen. Bebouwd oppervlak is rood. Bijzondere gebouwen zoals kerken en kloosters hebben witte gevels en donkerblauwe daken en voor water gebruikt hij lichtblauw.
Latere kaartenmakers
Het meest opzienbarende van de kaarten van Van Deventer is de nauwkeurigheid. Latere versies van de stadsplattegrond van Amersfoort, zoals die van Braun en Hogenberg (1580) en zelfs die van de beroemde Johannes Blaeu (1645) halen het niet bij de kaart van Jacob van Deventer uit 1560. Pas de kadastrale kaart van 1824, ruim 250 jaar later (!), is nauwkeuriger en betekent een verbetering.
Die latere kaartenmakers hebben, anders dan de opdracht van Philips II, een commercieel doel. De kaarten drukt en verkoopt men. Hoe meer, hoe beter. Daarom versiert men de lege delen van de kaart. De aandacht die daaraan besteed wordt lijkt ten koste te gaan van de informatie en nauwkeurigheid. Maar misschien geven we daarmee die tekenaars te weinig eer. Want ook die kaarten zijn een rijke bron van informatie.
Opbouw
Op de kaarten van Jacob van Deventer staan midden op de wegen stippellijnen, alsof hij een route aan wil geven. De stippen zijn echter onderdeel van het meetsysteem. De afstand tussen twee stippen is 10 passen. Dit passensysteem, de driehoeksmeting en een kompas vormen de basis voor de grote nauwkeurigheid. Die precisie hangt samen met het gebruik, namelijk voor militaire doeleinden. Allereerst begint Van Deventer met het tekenen van de ommuring. Daarna komen de straten en gebouwen. Dat kan heel precies omdat de stad veel herkenningspunten heeft. Buiten de muren is dat beduidend minder en de kaarten zijn daar onnauwkeuriger. Toch zijn ook daar de wegenpatronen correct. Buiten de muren lijkt het land vrijwel onbewoond. Maar dat is schijn. Op de tekeningen neemt hij alleen de meer duurzame objecten op, die militairen herkenningspunten zijn.
Stad op de kaart

Omdat dit artikel staat op de site www.amersfoorteneem.nl nemen we de kaart van Amersfoort uit 1560 als voorbeeld. Het origineel van deze kaart ligt in de Spaanse Nationale Bibliotheek in Madrid. Van elke stad, dus ook van Amersfoort, maakt Van Deventer drie tekeningen. De eerste is de zogenaamde minuutkaart. Dit is de eerste uitwerking van alle metingen. Ten onrechte ziet men deze vaak als de ‘kladversie’. Het belangrijkste en dus de grootste is de netkaart met een stad en de directe omgeving. Daarbij hoort de derde kleinere bijkaart. met een versimpelde weergave van de stad met alleen de belangrijkste gebouwen en de namen in het Latijn. De poorten (porta) zijn vanwege het strategisch belang allen vermeld. Aan de Amersfoortse Hof staat de Templum St. Georgii parochia (de parochiekerk Sint Joris) en daarnaast de Civita domus (stadhuis).

Op de kaart staan details die er niet meer zijn. Een voorbeeld is de Aegtensingel ten noorden van de eerste ommuring van de stad. Later (+1630) gooit men deze singel dicht en krijgt het de naam ’t Zand. De singel vormt in de eerste eeuwen van de stad de verbinding tussen de Eem en de haven aan het Havik. De Oude Eem sluit in de nabijheid van de Aegtenkapel aan op de singel. Over de singel vaart men oostwaarts en bereikt via de Havickerpoort de haven, nu het Havik. Deze poort heeft net als de Koppelpoort een dubbelfunctie; zowel land- als waterpoort. Eigenlijk is die doorgang voor de schepen geen poort, maar een opening in de eerste stadsmuur. Iets dat we ook kennen uit andere steden. De grotere schepen hebben een vaste mast en kunnen anders niet de stad in. De oudste tekening van de poort dateert uit 1628. De schepen meren dan al 2 eeuwen af aan de Koppel. De Havickerpoort heeft haar functie en naam verloren. Ze heet dan Bloemendaalse binnenpoort. De brug van de landpoort is versteend en de waterpoort overkluisd. Een houten tussenbouw verbindt de twee muurhuizen, delen van de voormalige stadsmuur. Later bouwt men tussen de beide muren, boven het water, een huis. De watergang is er nog. We kennen die nu als ‘t Sluisje.

Ommeland
Op de kaart van Van Deventer staan weinig boerderijen en dat terwijl de boerenstand toch ook de stedelingen van voedsel moet voorzien. Hij doet dat omdat de kaart strategische doeleinden dient. Hij neemt alleen die kenmerken op die blijvend zijn. De meeste boerderijen zijn nog van hout en hebben een beperkte levensduur van 25, hooguit 30 jaar. Daarna bouwt men elders op het grondstuk een nieuw onderkomen. Ze zijn dus als oriëntatiepunt onbetrouwbaar. Stenen gebouwen gaan niet alleen langer mee maar zijn ook locatie gebonden. Als brand of storm een pand verwoest, dan bouwt men de nieuwe behuizing op de oude stenen fundering, dus op dezelfde plaats. Ook molens, de standaardmolens zijn van hout, herbouwt men op dezelfde plaats. De reden is het recht dat bij een molen hoort; ‘het windrecht’. Dit windrecht bepaalt o.a. dat de buren van de molenaar geen hoge bomen mogen hebben die de molen de wind uit de wieken nemen. Het landschap is dus ingericht om de molen op die specifieke plaats te laten draaien. Een verwoeste houten molen herbouwt men daarom, net als een stenen huis, op de oorspronkelijke plaats. Dat de meeste molens aan de zuidkant van de stad staan heeft eveneens een goede reden. De meeste wind in ons land komt uit het zuidwesten. Dus aan die kant van de stad hebben de molenaars het meeste profijt van de wind.

Wegenpatroon 1560 – 2021
Aan de zuidkant van de stad zien we dat de straten van nu liggen op de zandpaden van toen. Wie het wegenknooppunt bekijkt, ziet direct de overeenkomsten tussen de kaart van Jacob van Deventer en de huidige situatie rond het Julianaplein. De Aldegondestraat sluit niet direct aan op het plein, daarvoor moet men 20 meter verder zijn. De Bisschopsweg ligt weer 50 meter verder. Ook de hoofdwegen liggen er al; de Leusder-, Woestijger- en Arnhemseweg. De laatste twee zijn verbonden door de Everard Meijsterweg die bij de ‘kruising van Roethof’ overgaat in de Gasthuislaan. Aan het begin van die laan zit dan al een knikje. Het ligt er 460 jaar later exact zo. De Gasthuislaan lijkt dood te lopen, richting een stenen huis. Ook de Bekensteinselaan en de Hendrik van Viandenstraat lopen vanaf de stadspoorten recht op dat huis aan. Drie wegen naar hetzelfde huis kan een aanwijzing zijn voor het belang daarvan. Waarschijnlijkheid is het Huis Dorrestein, in 1560 eigendom van de roemruchte schout Vincent van der Houve. De schout en Van Deventer ontmoeten elkaar vrijwel zeker ontmoet. In ieder geval ambtshalve. Van Houve is eigenzinnig genoeg om te wijzen op zijn huis buiten de stad en te vragen het op de kaart te zetten. Nu loopt de Gasthuislaan over of rond die locatie. Mogelijk liggen er restanten onder de weg, het voetbalterrein of de parkeerplaats er tegenover. Een aandachtspunt bij de verdere herinrichting van het Beekdal. Een plek om in de gaten te houden. Er ligt een kans voor (amateur) archeologen.
© 2021, Wulfred Hofland
Uw reactie, vraag, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op: contact@amersfoorteneem.nl