Het is vijf mei 1945, de Tweede Wereldoorlog eindigt. Na de roes van de bevrijding, voelt men het gemis van hen die verdwenen. Van velen is het trieste lot bekend. Van duizenden, tienduizenden weet men niets, afgevoerd vanwege geloof, als soldaat, verzetsstrijders of slaaf.
De Nazi’s laten een berooid en beroofd land achter. Veel ligt in puin. Alles wat men gebruiken kan sleept men naar ’die Heimat’. Op plaatselijk niveau functioneert de Nederlandse overheid nog minimaal. De maatschappij en ambtenarij worden gezuiverd. Foute elementen, zoals NSB’ers, spoort men op en zet ze achter slot en grendel. In die chaos van zuivering en herstel zoeken mensen hun dierbaren. In eerste instantie kan men slechts wachten. Voor velen lost het probleem zich op omdat de vermiste terugkeert. Vaak na een thuisreis van weken. Anderen laten per post iets van zich horen, bijv. omdat ze door de geallieerden zijn bevrijd, door hen worden opgelapt en eerst daarna naar huis kunnen.
Van velen hoort men niets. Het enige middel dat het thuisfront rest is het schrijven van brieven en verzoeken. Maar waarheen stuur je die ? Het voelt als een speurtocht in het duister. Langzaam, heel langzaam komt er iets op gang en worden adressen bekend van organisaties die aanschrijfbaar zijn. Voor velen duurt het te lang en gaat men zelf zoeken. Dat doet ook de familie van Gijs Hofland, Jan de oudste broer en Rina de zus zetten zich daarvoor in.

De kennis over Gijs gaat tot september 1944. In februari van dat jaar arresteert men hem na de overval op het distributiekantoor in Amersfoort. Na het ziekenhuis gaat hij naar de Weteringschans, daarna naar Vught. Eens per maand is er een kort briefje. Minimaal, maar er is contact men weet waar hij is en hoe het met hem gaat. Als de geallieerden naderen sluiten de Duitsers Kamp Vught en transporteren begin september ’44 de gevangenen naar het oosten. Verder reikt de kennis die de familie heeft niet.
Brieven die Jan en Rina sturen komen soms als onbezorgd retour, anderen blijven onbeantwoord. Tegen het eind van het jaar komt er onverwacht informatie. In december ’45 komt er een brief van luitenant D. van de Wakker, die als gevangene in de Weteringsschans werkt. Hij kent Gijs, spreekt hem regelmatig en hij stuurt een gedichtje van Gijs mee over ‘Oome Daan’, zoals de andere gevangenen Van de Wakker noemen. Tevens sluit hij een tekening van Gijs in, gemaakt door dr. J.G. Salomons, de gevangenisarts. In 1951 publiceert hij het boek “Dit gebeurde in de Weteringsschans” met daarin o.a. enkele bladzijden over ‘Gijsje Hofland’ met het gedichtje dat hij eerder de familie stuurt.

Van de Wakker wijst op de mogelijkheid inlichtingen te vragen bij het “Bureau Informatie en Opsporing Politieke Gevangenen in Duitsland”, in Apeldoorn. Het genoemde bureau verwijst naar het “Bureau Ex-Politieke Gevangenen” in Amsterdam dat het werk voortzet. Dit bureau heeft een mededelingenblad ‘Appél’ waarin men een oproep kan plaatsen. De kosten zijn ƒ15,–, geen kleinigheid maar het levert wel informatie op. De familie plaatst de oproep in april 1946 en weet over de periode na Vught slechts te melden ‘vermoedelijk Oraniënburg’ (Sachsenhausen).
In mei stuurt het Bureau twee korte berichtjes door van ex-gevangenen. Van de heer L. Knage uit Den Haag verneemt men dat hij met Gijs op de ziekenzaal in Oraniënburg verbleef. Gijs werd behandeld voor ‘natte pleuris’, een gevolg van de schotwond die hij opliep bij zijn arrestatie. Na zijn genezing bezoekt hij de heer Knage tijdens het bezoek uur op zondagmiddag.
Han Bontje uit Berkhout laat weten dat hij met Gijs begin februari ‘45 op transport ging van Sachsenhausen naar Bergen Belsen, vandaar begin maart naar Stettin. Dan behoort ook oud minister T.J. Verschuur bij hun groepje. Bontje vraagt de familie contact met hem op te nemen, o.a. omdat hij een handtekening van Gijs heeft. Dat laatste lijkt van weinig betekenis, doch blijkt later van meerwaarde te zijn.
Juni ’46 volgt er een bericht van de heer J.H.Th. Colleije die in Davos verpleegd wordt en meedeelt dat hij met Gijs in het ziekenrevier in Vught verbleef, met hem naar Oraniënburg vertrok en dat beide daar ook in een ziekenbarak lagen. Hij meldt dat de schotwond van Gijs ging zweren en dat een stuk rib uit de linker zij weg genomen is. Het laatste contact met Gijs was op 15 februari. De dag erop ging Colleije op transport naar Mauthausen.
De heer G. Gosschalk laat vanuit de ambassade in Londen weten dat hij zo’n vier weken met Gijs op de ziekenzaal in Vught lag en samen met hem naar Oraniënburg ging. Hij bezocht Gijs vrijwel elke zondagmiddag en meldt dat de behandeling buitengewoon goed was. Dit kwam mede door Deense medegevangenen die regelmatig pakketten ontvingen van het Deensche Rode Kruis. De inhoud van de pakketten werden verdeeld en ook Gijs deelde daarin mee. Gosschalk meldt dat toen het ziekenhuis ontruimd werd, Gijs met een vrachtwagen weggebracht is; bestemming onbekend. Hij zelf ging naar Buchenwald.
Waarschijnlijk uit mondelinge contacten verneemt de familie ook het een en ander. Broer Jan schrijft namelijk in een verzoek om informatie dat Gijs in maart ’45 terecht kwam in ‘kamp Messenthin te Pollitz bij Stettin’.
In augustus, via het Bureau, een berichtje van L. Sanner die het verhaal van Bontje bevestigt en meedeelt dat Gijs in Pölitz bij Stettin terechtkwam en op 21 maart 1945 nog goed gezond was. Op die dag ontvlucht Sanner het kamp.

Op 9 september 1946 stuurt koningin Wilhelmina een condoleance in verband met de dood van Gijs. De familie weet nog steeds niet wat er gebeurt is of er een graf is en waar dan. Met andere woorden; de condoleance valt op de mat bij duizenden adressen en geeft geen enkel antwoord op de vragen die families hebben. Het suggereert dat Gijs dood is, de zoektocht gaat verder.
De schriftelijke berichten zijn van grootte waarde. De hoofdlijnen zijn nu bekend en de adressen van medegevangenen maken een briefwisseling mogelijk, maar ook voor een bezoek aan hen. Broer Jan is machinist bij de spoorwegen kan makkelijk en goedkoop reizen en legt menig bezoek af. Een bezoek dat veel indruk maakt is dat aan de al genoemde Han Bontje. Hij doodde de tijd in het kamp met het maken van borduurwerk. Op een lapje linnen laat hij medegevangenen hun handtekening zetten, die borduurt hij met her en der gevonden draadjes. Dat lapje stof is nu een kussen met daarop de handtekening van Gijs. Een laatste levensteken, dat maakt indruk.
Ondanks de condoleance en de groeiende lijst van slachtoffers blijft er de hoop. Elk klein positief bericht grijpt men als de laatste strohalm, want soms, heel soms, is er een klein wonder. Een gevangene die opgelapt werd in een ziekenhuis en zich eerst daarna meldt, een ander die zijn geheugen kwijt is en het later terug krijgt, iemand die achter de Russische linies verzeild raakt en eerst na jaren terug komt. Kleine wondertjes die de hoop levend houden.
Er volgen nog vele brieven o.a. naar de “Nederlandse Caritas Missie” en de “Nederlandse Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd” een afdeling van het Ministerie van Sociale Zaken. De bemoeienis van de rijksoverheid geeft tevens de impact aan van de maatschappelijke belangen. Velen die niet terugkeerden lieten vrouw en kinderen achter. Bij overlijden hebben die recht op een weduwe- en of wezen-uitkering. Echter van overlijden is pas sprake als er een overlijdensverklaring is. In de voorliggende gevallen is er niets, de persoon is verdwenen of zoals de Duitsers zeggen ‘bei Nacht und Nebel verschwunden’. Daarnaast zijn er werkgevers die aan de familie van opgepakte verzetsmensen het loon of tenminste een deel ervan uitkeren. Maar wat doe je als je werknemer niet terugkeert. Ook de Hapam waar Gijs werkt ondersteunt moeder Hofland, sinds 1943 weduwe. Maar voor hoe lang ?

De opsporing van vermisten concentreert zich uiteindelijk bij het “Nederlandsche Roode Kruis”. In juni 1950, ruim 5 jaar naar de bevrijding, krijgt men van het Rode Kruis een officieel overlijdensbericht van Gijs. Maar wie het leest blijft met twijfel zitten. Zo schrijft men dat “op grond van tijdens onderzoek bekend geworden feiten en omstandigheden moet worden aangenomen dat …. is overleden in of in de omgeving van Pölitz, niet eerder dan 21 maart 1945, doch uiterlijk 17 april 1945.” En men onderstreept deze vaagheid met “Officiële gegevens over dit overlijden zijn bij het onderzoek nergens gevonden en het is niet waarschijnlijk te achten, dat zodanige gegevens later alsnog ergens zullen worden aangetroffen”. 17 april 1945 de datum dat kamp Pölitz ontruimt wordt en Gijs niet meer aanwezig blijkt te zijn, komt in de boeken als zijn de sterfdatum. Die datum verwerkt men in februari 1951 in de Burgerlijke Stand van Amersfoort. De dood van Gijs is daarmee administratief afgehandeld, lijkt een voldongen feit, maar de emotionele aanvaarding is er nog niet.
Bovenstaande is de officiële kennis rond 1950. Maar er zijn nog zoveel vragen over wat er gebeurde, wanneer en waar. De zoektocht zet men voort. Ergens in het midden van de jaren ’50 komen op een zondagmiddag bij Jan mensen op bezoek om over Gijs te praten. Zijn twee zoontjes, lagere school leeftijd, krijgen opdracht zich rustig te houden. Al op die jonge leeftijd is ‘ome Gijs’ een begrip, ze houden zich koest. In de jaren die volgen blijven twee verhalen hangen, ook bij de generatie van na de oorlog. Het ene verhaal gaat over het kussen van Han Bontje met de handtekening van Gijs. Het andere gaat over de ontsnapping uit Pölitz.
Vandaag de dag zijn er tal van digitale mogelijkheden om verder te zoeken. Over Pölitz weten we nu dat er op 17 april 184 man op Transport gaan naar Bergen Belsen en Barth, een buitenkamp van Ravensbruck. Dan lijkt Gijs al verdwenen. Volgens overlevenden samen met oud-minister Verschuur, enkele politiemensen en een student. Bij het appél blijken ze afwezig. De zeven zouden al in het kamp een hecht clubje zijn geweest. Het verhaal gaat dat ze zijn ontsnapt. Dit mondelingen verhaal krijgt geen handen en voeten. Wat er na hun ontsnapping gebeurt blijft gissen; door Duitse soldaten opgevangen en gedood ? Gebruik als levend schild tegen de Russische overmacht ? Door de Russen gevangen genomen ? Alles is mogelijk niets is duidelijk. Rond 24 april ontruimt men Pölitz definitief. Driehonderd gevangenen die te ziek zijn om te lopen schiet men dood. De laatste vierhonderd gaan te voet naar Rostock.
De verhalen zijn bekend bij de naoorlogse generatie. Een van hen bezoekt met zijn kinderen museum Overloon. Daar ziet hij een borduurwerk met handtekeningen gemaakt door Han Bontje. Hij kent het verhaal en de naam, maar hoe hij ook zoekt de handtekening van Gijs Hofland vindt hij niet. Bij navraag hoort hij dat Bontje vier borduurwerkjes maakt en ze schenkt aan het museum. Op een daarvan staat Gijs zijn handtekening. Van het museum krijgt men een foto die zijn weg vindt in de familie. Het laatste levensteken van Gijs.

Men doet navraag in 1984. En als de digitalisering vordert nogmaals in 2008, in de hoop dat… En ja, er kunnen details worden ingevuld en men stuurt kopieën van brieven en documenten. Voor het eerst meldt het Rode Kruis dat er sprake is van executies in de bossen bij Pölitz, op 17 april 1945. Dit zonder dat te koppelen aan Gijs. En wie bij de Oorlogsgravenstichting kijkt en zoekt op Pölitz 17 april 1945, krijgt 8 namen waaronder Gijs. Acht namen, eentje meer dan uit de overleveringen, waaronder drie politiemensen, een student en oud minister Verschuur…Dus bliijven de vragen rond de laatste dagen, de laatste uren onbeantwoord. Antwoorden lijken vervangen door nieuwe vraagtekens.
En ook nu, bij het schrijven van dit opstel kan ik het niet laten. Nog even ‘googelen’ met de bekende steekwoorden. En ja, nieuwe ingangen en nieuwe informatie. Er zijn transportlijsten en een rapport over een executie van politieke gevangenen, waaronder Nederlanders, op 15 april 1945 in een bos nabij Pölitz. Verklaringen van gevangenen uit Pölitz zijn er ook. Is dat alles meegenomen voordat het Rode Kruis in 1950 het overlijdensbericht opstelde ? Vele rapporten zijn van eind jaren ’40 of later. Kortom, het boek kan nog niet dicht. De onbekende rapporten lopen we t.z.t. na. Wie weet voegen we daarna nog enkele alinea’s toe aan dit verhaal. Wordt vervolgd.
© 2022 Wulfred Hofland
Lees ook: “Gijs Hofland, verzetsman verdwijnt in ‘Nacht und Nebel’”.
Reacties, vragen, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op contact@amersfoorteneem.nl