Op sommige kaarten staat in de monding van de Eem de aanduiding ’t Gat. Voor velen die de laatste eeuwen over de Eem schrijven is het ook duidelijk; met ’t Gat wordt de monding bedoeld. Maar daar mogen wel een paar ??? bij.
In onze taal gebruiken we gat vrijwel nooit als we riviermonding bedoelen. De Eem lijkt de uitzondering. We kennen de uitdrukking ‘het zeegat uitvaren’ (niemand vaart het gat in !). Een gat in die betekenis is een diepte die toelaat dat schepen er kunnen varen. Het Eyerlandsegat tussen Texel en Vlieland geeft aan dat zeeschepen van het Wad naar de Noordzee v.v. kunnen varen. Gebruik van het woord zoals bedoeld. Maar waar we ook zoeken in teksten of op kaarten nergens komen we ‘gat’ tegen als monding van een rivier. Wel als diepte voor doorvaart. Het Gat van de Eem als plaats van bestemming voor personen, goederen en schepen ? Men vaart niet naar Eemnes, Baarn of Ter Eem…. nee men vaart naar “ ’t Gat van de Eem” of “in de Eme”. En dan ? Waar zet je de passagiers aan land en waar los je de goederen ? Is er overslag op kleinere schepen ?

De tijd dat de Eem van strategisch belang is gaat vooraf aan het ontstaan van de eerste kaarten. In het spraakgebruik is ’t Gat van de Eem al eeuwen ingeburgerd als de eerste kaart verschijnt. De kaartmaker noteert de namen die hij bij de verkenning van het landschap verneemt. Hoe lang men rond de Eemdelta al het gat gebruikt weten we niet, mede omdat we pas in de 14e eeuw het gat tegenkomen in verslagen, kronieken en (stads)rekeningen. In de rekeningen verantwoordt men de inkomsten of uitgaven met een korte omschrijving. Niet de bedragen maar de omschrijvingen zijn een bron van in formatie.
Als het om de bisschop gaat is Ter Eem het vertrekpunt of de vaarbestemming vanuit Kampen. Enkele teksten uit de rekeningen van de bisschop: ’na den eten reedt mijn heer ter Eem, om voert Over IJsel te varen’, ‘doe mijn heer weder overquam in de Eme’ en ‘2 scuten, die minen heer ende sijn ghesinde vuerden int gat van der Eme’.
Veel informatie ook in stadsrekeningen. Berichten tussen steden gaan via bodes, die lopend of te paard de boodschap ‘in enen brief’ of ‘mit den monde’ brengen. Bij aankomst krijgt men een beloning en die uitgave verantwoordt men. Kleine stukjes geschiedenis in de stadsrekeningen van o.a. Deventer; ‘der stat boede van Campen die enen brief brachte inholdende … om der vloeten willen die to Campen lach in die Eme te brengen’. In rekeningen van andere steden komen we identieke teksten tegen als ‘de vloot te Kampen ligt klaar om in ’t Gat van de Eem te varen”. Dat vlootverband lijkt duidelijk, dat is voor veiligheid. De vijand (Gelre) ligt op de loer en er valt wel wat te halen natuurlijk. De belasting (tienden) zijn in natura aan boord. Mooie buit en de vijand onthoudt men zijn proviand.
De Eem is een rivier met weinig diepgang. Voordat het koggeschip zich in de 12e eeuw ontwikkeld vaart men schepen met minder diepgang. Schepen die lijken op de vaartuigen van de Vikingen. Ze hebben een diepgang van 80 tot 90 cm. Mogelijk kunnen deze schepen een stuk de Eem opvaren. Maar waar lossen ze ?

De Zuidwend is er in een relatief vroeg stadium. Hij loopt vanaf Laren tot aan de rivier, zo’n 3½ km lang. De dijk is zo breed dat er huizen en een kerk op staan. Geen smalle dijk van lokale boeren om het water buiten te houden. Ten zuiden van de dijk nemen de bewoners het land in gebruik en doen dat met blokverkaveling, de ontginningsvorm die voorkomt op zandgronden (!?). De verklaring van de naam Zuidwend kan zijn dat dit de zuidelijkste plek in de Eem is waar zeeschepen kunnen komen en keren (wenden).
Ergens tussen 1100 en 1200 begint de schaalvergroting in de zeevaart. Er is behoefte aan schepen die meer vracht kunnen laden, de kogge ontstaat. Maar een kogge heeft een grotere diepgang. De Kamperkogge steekt 2 meter of dieper onder water. Onmogelijk om daarmee de Eem op te varen. De schepen moeten buitengaats voor anker op een plek waar het diep genoeg is voor koggeschepen. Het lijkt dat vanaf ongeveer 1200 er alleen in de Eemmond geladen en gelost kan worden door overslag. De los plek aan wal is de Zuidwend, tevens het begin en einde van de route van en naar de stad Utrecht, waar de bisschop zetelt.
© 2020 Wulf Hofland
Uw reactie, vragen, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op: contact@amersfoorteneem.nl