In de geschiedenis, maar ook op andere terreinen, wachten kleine vraagstukken op een oplossing. Is er een passend antwoord dan vallen soms meerdere zaken op hun plek. Dat lijkt ook zo met de naam ’t Raboes, een stukje polder aan de monding van de Eem. Tevens de naam van de jachthaven, op 100 meter van het randmeer.
Dit perceel krijgt de naam in de middeleeuwen en men stelt hem in later eeuwen op schrift als Rabouw, Rebout, Raboet, Raboers, etc. Maar er is meer. Zo’n 1500 meter naar het westen ligt nog een perceel met diezelfde naam. Om beide van elkaar te onderscheiden krijgen zij een voorvoegsel. Men spreekt van het Grote Raboes (aan de Eem) en het Kleine Raboes. Later noemt men ze respectievelijk het Achterste Raboes en het Voorste Raboes. Vandaag de dag is er ‘t Raboes aan de Eemmonding en het andere perceel heet de Vennen. Dat beide stukjes grond driemaal een nieuwe naam krijgen is op zich al bijzonder, evenals het handhaven van de naam Raboes in vijf van de zes namen.
Er zijn in het verleden meerdere pogingen gedaan de naam te verklaren, doch geen lijkt passend. Men stelt dat Raboorden komt van rietkraag. Niet onmogelijk dat daar riet groeide. Zelfs in brak of zout water en in getijde gebieden kan dat. Het Groene Strand bij West-Terschelling is daar een voorbeeld van. Tevens oppert men dat het de naam van een eigenaar is, ene Gosen Ruth Bouten ook geschreven als Gosen Rebouten. Maar het land ligt buitendijks aan zee, er is eb en vloed, maar ook is het gemeenland van de Eemnessers.
Dr. A. Johanna Maris in haar boek “Eemnes” (1947) biedt geen oplossing. En A.P. de Klerk meldt in zijn kandidaatsscriptie “Een streekdorp” (VU-1969) dat hij over de naam correspondeert met dr. D.P. Blok, directeur van het Meertensinstituut en expert op het gebied van historische naamgeving. Maar Blok verklaart “dat Raboes geen oorspronkelijk Nederlands woord kan zijn”. Hoe nu; een buitenlands woord dat in de middeleeuwen komt aanwaaien ?

De speurtocht naar een naamverklaring blijkt een tijdrovend proces. Het kwartje valt als we het woord splitsen in ‘ra’ en ‘boes’. Ra komen we ook nu nog tegen in de zeilvaart en in kruiswoordpuzzels. De betekenis is stok of staak. Boes staat voor een gevlochten korf of mand. Samen zien we ze op vele schilderijen met een Hollands landschap of een maritiem onderwerp: een baken voor de scheepvaart. Deze verklaring valt prachtig samen met het perceel aan de Eemmonding, de ultieme plek waar een baken dient te staan. Op het noordelijkste puntje van het perceel staat tot op de dag van vandaag een baken.
Over de naam.
De verklaring van de naam ’t Raboes roept tegenspraak en verwarring op. Vooral geldt dit het naamdeel boes. Ra, met de betekenis stok of staak, lijkt geaccepteerd. Men wees mij op de annalen van de Historische Kring Eemnes waarin men verklaart dat boes ‘plank’ betekent. Boes is in de oorspronkelijke betekenis ‘vlechtwerk en bindwerk’ (Etymologisch woordenboek) en in het Middel-Nederlands betekent het ook een van ‘stro, twijgen of biezen gevlochten korf’. Huizen bouw je in de middeleeuwen van stammen en staken, daartussen vlechtwerk dat je dicht smeert met leem, klei of wat voorhanden is (vakwerkhuizen). Alles op je erf bouw je zelf en ook in het materiaal moet je zelf voorzien. Planken zagen uit boomstammen is zwaar en tijdrovend werk. En wie had daarvoor het gereedschap ? Uiteraard het Romeinse leger zaagde planken uit dikke stammen en in later eeuwen zijn er molens die het werk opknappen. Als planken het vlechtwerk in muren en wanden vervangt blijft het woord boes in een enkel geval staan, zoals bij ‘boesplank’ in een stal. Maar als ‘boes’ plank betekent waar is dan de relatie met Raboezen aan zee ? Daar draait het om !
Raboes onder Laren.
Dat een perceel onder Laren ook de naam Raboes draagt zorgt voor verwarring, terwijl de verklaring van de naam in het verlengde ligt van ’t Raboes. Wanneer je je vestigt in Eemnes heb je vrachten bouwmateriaal nodig om huis en stallen te bouwen. Je moet dat zelf organiseren. In de natte polder is mogelijk weinig voorhanden en ben je aangewezen op de hoger liggende grond. Het perceel in Laren voorziet in stammen, staken (ra) voor het grote verband, twijgen en takken voor het vlechtwerk (boes). De naam ligt voor het oprapen: Raboes ! Het laat onverlet dat het perceel onder Laren op een andere manier aan zijn naam komt. De Historische Kring Eemnes probeert de naam Raboes te verklaren als ‘wild en ruig’. Maar ook hier slaat men de plank mis. Men meent dat op het perceel een wild bosje groeide en dus Raboes werd genoemd. Nergens is raboes verklaart als een wilde begroeiing of ruig landschap. Wel neigt het naar wild of ruig bewegen. “Het Hooglands Zakwoordenboek” verklaart het streekwerkwoord boesteren met ‘opjagen, opjutten, snel en gehaast werken”. En ook hier vergeet Eemnes een link te leggen tussen hun verklaring en de Raboezen aan zee.
En zoals zo vaak roept een antwoord nieuwe vragen op. Er waren immers twee percelen met de naam Raboes. Stonden er op twee plaatsen bakens ? Waren er dan twee mondingen van de Eem ? Er komt dus een vervolg !
2020 – Wulfred Hofland – herzien zomer 2021
Uw reactie, vragen, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op: contact@amersfoorteneem.nl