De oorlogsroman ‘Tyrannij’ verschijnt direct na de oorlog en ligt nog in 1945 op de schappen. Voorin het boek van François ten Have, gelijk in andere romans, het zinnetje ‘de meeste personen- en plaatsnamen zijn gefingeerd’. De aanduiding ‘de meeste’ geeft ruimte te denken dat niet alle namen verzonnen zijn. Voor Amersfoort en het verzet in de Tweede Wereldoorlog zijn er aanknopingspunten. Zelfs nieuwe feitjes. De hoofdpersoon komt terecht in het verzet in de Keistad en weet details, ook over de overval op het distributiekantoor in 1944. Echter de naam Francois ten Have komen we niet tegen in het Amersfoortse verzet. Pogingen meer te weten te komen over de schrijver leveren tot nu toe niets op.

De hoofdpersoon in de roman is Pieter Duikelaar een getrouwde Amsterdammer. In 1943 moet hij zich als officier van het Nederlandse leger melden bij de Duitsers. Hij besluit de oproep te negeren en duikt onder. Al snel doet hij verzetswerk en staat op zijn vervalste persoonsbewijs de naam Piet Jacobus Blauw. Op enig moment komt hij terecht in ‘Walvoort’, dat lijkt te staan voor Amersfoort. Al lezende komen er bekende namen voorbij, zo moet hij zich melden in de Waterlookazerne. Tot voor enkele decennia lag het militaire Kamp Waterloo aan de Doornse Grintweg nabij Oud-Leusden. De meeste straatnamen komen ook elders in ons land voor, maar de naam Puntenburg is echt Amersfoorts. Op enig moment brengt zijn onderduik-gastheer Henk hem naar een buurman. Deze stelt zich voor als ‘August’ en heeft geen weet van de onderduikers enkele huizen verder, een ‘gevolg van de werkmethode, maar onvermijdelijk’. Geheimhouding en werken met een verzetsnaam zijn standaard in de illegaliteit. De naam August, toch niet echt gebruikelijk in Nederland, lijkt ook zo’n verzetsnaam.
Begin ‘44 heeft het verzet bonkaarten nodig en wil het distributiekantoor in ‘Walvoort’ overvallen. In de roman ligt het distributiekantoor op 100 meter van het politiebureau, net als in Amersfoort. De overval in ‘Walvoort’ komt geheel overeen met de werkelijkheid op 11 februari 1944 in Amersfoort; een bakfiets van de posterijen, bijbehorende postzakken en uniformen van post en politie. De RvV (Raad van Verzet) voert de overval uit en krijgt steun van andere groepen (LO-LKP) die wachtposten leveren. In het boek gaan ze met vier man naar binnen; Karl een gedeserteerde Oostenrijker, Henk, Nico en Pieter. Anderen, waaronder August, fungeren als uitkijk. De overval loopt mis. Het politiebureau wordt gealarmeerd. Pieter en Henk vluchten via een w.c. raampje. Nico en Karl dekken de aftocht. Als Karl een revolver leeg heeft, laadt Nico dat voor hem en verdwijnt dan. Karl verlaat als laatste het distributiekantoor.
Van de genoemde namen kennen we Pieter, de hoofdpersoon in de roman, niet en in verzetsgroep anno ’44 komen we tenminste twee maal de naam Henk tegen. De twee anderen zijn te traceren. Over Nico vertelt de roman dat hij een schot in de borst krijgt en in het ziekenhuis ligt. In werkelijkheid overkomt dat Gijs Hofland. Karl staat voor de Oostenrijker Ignaz Karl Furgler die in mei ’40 met de Duitsers bij de Grebbe vecht, deserteert en onder de naam Karl in het verzet vecht. Hij vlucht gewond naar het afgesproken adres en zegt het boek; ‘ze hebben hem op zijn bed vermoord’ . Een minder bekende link met de werkelijkheid; het eethuis van Alblas waar Karl heen vlucht heeft op zolder een slaapplek voor onderduikers en verzetsmensen. Ook Furgler slaapt daar soms. De Nederlandse politieman die Karl opspoort schiet de zwaargewonde en weerloze verzetsman dood.

Als Pieter de ochtend na de overval langs het huis van August komt wordt hij door diens vrouw gewenkt. Zij zegt hem: “Je weet, August stond op wacht. Hij heeft bij familie geslapen en kwam vanmorgen vroeg hierheen”. Het lijkt een onbeduidende opmerking met een verzetsnaam. Maar decennia later valt het kwartje bij het lezen van een ander boek. Dat boek bevat een briefwisseling van 1920 tot 1949 tussen een in Duitsland geboren Amersfoortse en haar familie in Duitsland. Een prachtig tijdsdocument over gewone mensen in een moeilijke tijd. De vrouw Irmgard Gebensleben (Immo) trouwt met de Nederlander August Brester die vanaf 1935 geneesheer-directeur is van het ziekenhuis De Lichtenberg. Hun dochter Hedda Kalshoven-Brester zette de brieven op een rij in het boek ‘Ik denk zoveel aan jullie’ (1991). Enkele opmerkingen in de brieven en voetnoten komen overeen met de roman Tyrannij. Niet alleen de naam August. Er is meer. De Bresters zijn oprechte Nederlanders en laten zich niet ringeloren door de bezetter, ook de in Duitsland geboren Immo niet. Hij doet mee aan de artsen demonstratie in 1943 en zit kort gevangen. Zij weigert als zangeres toe te treden tot de door de bezetter ingestelde kultuurkamer en loopt concerten bij de radio mis. In hun huis zijn onderduikers te gast, o.a. een joodse jongen, en in de winter van ’44-’45 overnachten er mensen op hongertocht.
Na de mislukte overval van 11 februari staat bij de Bresters de aantekening dat August en onderduiker Piet niet thuis slapen. In een nabij gelegen huis doet de Grüne Polizei diezelfde nacht een inval. De nabijheid van Piets onderduikadres en het huis van August werd hiervoor al vermeld. In de roman gesitueerd in de Vermeerstraat. In werkelijkheid wonen de Bresters aan de Utrechtseweg 78, op nummer 80 zit een groep van de Raad van Verzet (RvV) en op nr.102 staat het lege gebouw van de Montessorischool. De buit van de overval moet daar heen gebracht worden. Het huis van Brester ligt op de route van het distributiekantoor naar de school. Een prima plek voor een uitkijkpost. En dan is er nog de naam van onderduiker Piet, dezelfde voornaam als van de hoofdpersoon in ’Tyrannij’; Pieter Duikelaar of later Piet Blauw. Maar Piet is ook de verzetsnaam van de leider van de overval Roel Wolthuis alias Piet Amersfoort en Piet de Vries. Toeval … of is er meer ?
Raadsel opgelost !
Vanaf juli 2020 staat voorgaande tekst op de website. Het eindigt met de vraag wie er schuil gaat achter de naam Francois ten Have. Een klein jaar later ploft de oplossing op de digitale deurmat van de site. De jongste zoon van de schrijver reageert vanaf Curaçao. Achter het pseudoniem gaat zijn vader Pieter van der Hoeven schuil. De roman die hij schrijft is vrijwel autobiografisch; net getrouwd, geboorte kinderen, oproep in 1943 om zich als Nederlands militair bij de Duitsers te melden, etc. Alleen neemt hij niet actief deel aan de overval, mogelijk is hij een van de wachtposten. De namen van drie wachtposten zijn bekend. Is hij de vierde ? De LO levert wachtposten voor de overval. Pieter lijkt betrokken bij de Landelijke organisatie voor hulp aan Onderduikers (LO). Hij specialiseert zich als bemiddelaar bij conflicten tussen onderduikers en de gastgezinnen. Een vrij individuele positie binnen het verzet.

In de oorlog gebruikt hij meerdere verzets- onderduiknamen onder andere François ten Have. Mogelijk gebruikt hij in Amersfoort een andere naam en blijft hij daardoor onbekend. Een tweede reden dat hij onder de radar blijft, is dat hij in mei 1945 terug gaat naar zijn gezin in Amsterdam. Hij solliciteert en krijgt een baan als leraar op Curaçao. Al in augustus 1945 vertrekt hij naar het eiland, het schooljaar begint immers in september. Zijn gezin vertrekt later na de geboorte van de derde zoon en vestigt zich definitief op het eiland waar Pieter een gezien lid van de gemeenschap is, o.a. als politicus.
Dat hij zijn verzetsnaam ook gebruikt als pseudoniem, hij schrijft ook een kinderboekje, geeft aan hoe belangrijk die naam uit de oorlog voor hem is. Zelfs zo, dat hij zijn jongste zoon de naam François geeft, een naam die ooit op zijn valse ‘ausweis’ staat en die hij beschouwt als zijn geuzennaam.
© 2021 Wulfred Hofland – zomer 2021 aangepast
Uw reactie, vragen, op- en aanmerkingen kunt u kwijt op: contact@amersfoorteneem.nl